We moeten de „voortgaande genocide” stoppen, zeiden televisiedeskundigen drie weken geleden. Een week later was dit afgezwakt tot „de aanstaande genocide”, in het geval dat Gaddafi een stad zou veroveren.
Gaddafi’s troepen rolden diverse steden binnen. De vraag is waar die als onontkoombaar feit geponeerde massa’s burgerslachtoffers zijn gebleven. Voor Obama, Sarkozy en Rutte is het politiek zeer zorgelijk dat het niet lukt om bewijs te vinden voor Gaddafi’s ‘massale wreedheden’. Mogelijk bestaan deze evenmin als de Iraakse massavernietigingswapens.
Honderden mensenrechtendeskundigen en journalisten schuimen het land af of bellen naar elk ziekenhuis in elke uithoek van de woestijn. Miljoenen Libiërs hebben mobieltjes waarmee alles gefilmd en op Youtube gezet kan worden. Dat doen ze nog steeds massaal. Het is nu al de meest gefilmde oorlog uit de geschiedenis. En wat zien we? Dat aan beide zijden de doden en gewonden grotendeels volwassen mannen zijn. Vaak komen ze direct van het front.
Wie de oorlogshitserij van Gaddafi en – iets subtieler – van westerse media uit het hoofd bant en nuchter claims en feiten vergelijkt, ontwaart het volgende patroon.
Een maand geleden schoot het Libische leger op ongewapende betogers, met tientallen onschuldige doden tot gevolg – precies zoals dat vorige week gebeurde in Syrië en Jemen. De media publiceerden hierover. Daarna hield het geweld op.
Special forces en ingevlogen huurlingen uit Afrika zouden wijken en steden leegschieten. Dat is niet gebeurd. Wel werden duizenden, overwegend ongewapende mensen opgepakt, onder wie tientallen journalisten en drie Nederlandse militairen. Iedereen voorspelde bruut geweld, eindeloze detentie en massale executies. In werkelijkheid werden de meesten snel vrijgelaten. Daardoor weten we dat in Libië net zo wordt gemarteld als in bijna alle landen van het Midden-Oosten, maar het leverde geen aanwijzingen op voor massale verdwijningen en executies.
Door de commentaren bij de tv- beelden uit Libië krijg je sterk het idee dat alle oorlogsslachtoffers persoonlijk worden veroorzaakt door Gaddafi, maar deze blijkt zijn troepen redelijk in de hand te houden.
Je kunt niet gelijktijdig volhouden dat de geallieerden succesvol de communicatie verlamden tussen de legertop en de troepen én dat Gaddafi te weinig deed om wreedheden van zijn troepen tegen te gaan.
Vorige week wees een Algerijnse journaliste in een BBC-programma op het gegeven dat Gaddafi niet alleen populair is bij een deel van de Libische stammen, maar ook bij de honderdduizenden zwarten, vrouwen en andere minderheden die in de jaren zeventig door Gaddafi’s revolutie zijn bevrijd uit een zeer middeleeuwse, feodale samenleving. Deze mensen kijken met rillingen op hun rug naar de oude koningsvlag, die nu zo enthousiast wappert in de bevrijde steden. Mogelijk is Gaddafi in eigen land veel populairder dan bijvoorbeeld Sarkozy in Frankrijk. De oppositieleiders zijn zeer verdeeld en deels antidemocratisch, feodaal of retroreligieus georiënteerd.
Gaddafi zou zelfs eventuele verkiezingen kunnen winnen. Juist omdat de oppositie dat goed beseft, weigert ze te onderhandelen.
De bizarre contradictie is dat we deze oorlog beter dan ooit online kunnen bekijken en dat we toch sneller dan ooit een foute oorlog zijn binnengelokt, door controleerbaar onjuiste claims.
Gaddafi heeft twee goede redenen waarom hij waarschijnlijk zal oppassen om ooit weer zo wreed te worden als hij en zijn naburige collega-dictators af en toe waren in de vorige eeuw. De eerste is het bestaan van twee miljoen mobieltjes met filmcamera in zijn land. De tweede is het bestaan van het Internationaal Strafhof in Den Haag. Van beide gaat een sterk onderschatte, preventieve werking uit.
In 2004 werkte ik in Darfur, Soedan, waar een maand eerder tienduizenden burgers over de kling waren gejaagd. Twee hoge regeringsfunctionarissen grapten na een vergadering over mensenrechten over de enorme media-aandacht: „Als het zo doorgaat, komen we elkaar straks allemaal weer tegen in Den Haag.”
Alle dictators en generaals in Afrika, ook Gaddafi, volgen nauwlettend het lot van president Bashir van Soedan en ex-president Habré van Tsjaad – beiden zijn in Den Haag ontboden en raken daardoor steeds geïsoleerder – en van oud-president Charles Taylor van Liberia, die al in Den Haag zit.
Gaddafi’s voorspelde wreedheden ten opzichte van burgers lijken vooralsnog uit te blijven. Een rechtsgrond voor doorgaande militaire interventie ontbreekt.
Het uiteindelijke doel van onze bemoeienis met de Arabische opstanden zou moeten zijn dat we bijdragen aan samenlevingen die rechtvaardiger en minder gewelddadig zijn voor hun burgers en meer kansen bieden op participatie en emancipatie. Juist in Libië is de kans op het tegenovergestelde zeer groot, als regime change het enige doel is.
Pieter Smit werkte in zeven islamitische en Afrikaanse landen aan gezondheid en mensenrechten.