Kernenergie wordt doorgaans gepromoot met plaatjes van blauwe luchten, groene weiden vol madeliefjes en gelukkige gezinnetjes. Nu zich in Japan een doemscenario voltrekt, weet de lobby niet meer wat ze moet communiceren. Risico’s relativeren of erkennen en beterschap beloven?
‘Publieke steun voor kernenergie bereikt recordhoogte’, kopte het bedrijfsblad van het Nuclear Energy Institute (NEI), de belangrijkste Amerikaanse lobbyclub, in juni 2010. Uit een peiling bleek dat drie van de vier Amerikanen positief tegenover kernenergie staan. President Obama voorop.
Vrees voor ‘Tsjernobyl’
Verderop in het tijdschrift Perspective on Public Opinion wordt de houding van het volk uitgesplitst naar regio en politieke voorkeur. Linkse mensen vonden kernenergie een schoon alternatief voor de vervuilende kolencentrales en rechts georiënteerden vielen voor het argument van zelfvoorziening. In een ander nummer categoriseerde het NEI de meningen op geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. De edities, vanaf 1998, gaan allemaal over één en hetzelfde thema: wat het publiek van kernenergie vindt. Het beïnvloeden van die opinie is de kerntaak van NEI. En daarmee had het succes.
De beschadigde kerncentrales in Japan stellen de nucleaire industrie wereldwijd voor een enorme uitdaging: zorgen dat de publieke opinie niet kantelt. Dat wordt moeilijk, want er is een radioactieve wolk ontsnapt, mensen zijn geëvacueerd en de eerste besmettingen zijn al vastgesteld. Men vreest een tweede ‘Tsjernobyl’. In de beeldvorming is de lucht op de promotiefolders van kleur verschoten: van helderblauw naar donkergrijs. De bouw van nieuwe centrales staat op het spel. In Duitsland worden nu zelfs zeven centrales, tot nader order, gesloten. Een charmeoffensief met madeliefjes zal weinig meer helpen.
Zeg niet: ‘Buitengewoon onwaarschijnlijk’
James Acton, partner van de denktank Nuclear Policy Program, adviseert de industrie om niet in de verdediging te schieten. “Weersta de verleiding om te zeggen dat in Japan een buitengewoon onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden heeft plaatsgehad”, schrijft hij in het tijdschrift Foreign Policy. De ramp heeft immers plaatsgevonden en mensen gaan ervan uit dat zoiets weer kan gebeuren. Overal ter wereld, hoe onwaarschijnlijk dat ook is.
‘Het NEI volgt de ontwikkelingen in de Japanse kerncentrales’, kopt NEI.org nu. Een gezonde professionele interesse, maar wat communiceert de organisatie eigenlijk? In ieder geval wordt het nieuws doorgeplaatst: explosies, branden en herstelwerkzaamheden. Zelfs beangstigende uitspraken van de Japanse autoriteiten als “we praten over concentraties die de volksgezondheid bedreigen” worden geciteerd.
Zelfvernietigende PR
Deze eerlijke berichtgeving vermengt het NEI met eigen duiding. Gisteren publiceerde de lobbyclub een artikel met de titel ‘Straling in perspectief‘. Dat begint met informatie over de natuurlijke achtergrondstraling, de straling binnenshuis (van radon in de muren), de straling van röntgenapparatuur en de dosis waar omwonenden van een kerncentrale aan blootstaan (driehonderd keer minder dan vliegtuigpersoneel). Pas aan het eind een alinea over de straling bij een ongeluk zoals in Japan. Het NEI zegt heel voorzichtig dat er vanwege koelingsproblemen meer radioactieve stof in de uitgaande stoom zit dan gebruikelijk. Hoeveel blijft onvermeld. Het artikel sluit af met een lijstje elementen, zoals strontium en jodium, maar laat niets los over wat er gebeurt bij hoge stralingsniveaus in de buitenlucht en gewassen. De inleiding, over reguliere straling, moet de zorg wegnemen.
Wat relativerende achtergrondinformatie kan geen kwaad, maar dit moet - als we het advies van Acton volgen - niet de PR domineren. Hij pleit voor een feitelijke benadering van de ramp: de kerncentrales bleken onvoldoende bestand tegen een aardbeving. “Er is een zorgvuldige beoordeling nodig van wat ingenieurs de ‘ontwerpbasis’ noemen”, schrijft Acton. “Voor alle kerncentrales in de wereld: niet alleen operationele, maar ook centrales die in aanbouw zijn of op de planning staan.” Het argument dat alles veilig is noemt Acton “zelfvernietigend”.
‘Japan is VS niet’
Het NEI kiest niet voor Actons strategie, getuige de ‘lijst veelgestelde vragen‘ op de website. Daarop worden vooral antwoorden gegeven op vragen die de industrie zelf belangrijk vindt. De eerste vraag: ‘Wat is de impact van het ongeluk in Fukushima op het nucleaire programma van de VS?’ De tweede: ‘…en op de bouw van nieuwe centrales?’
Pas bij de derde vraag lijkt de acute zorg van het publiek leidend: ‘Kan een ongeluk zoals in Japan ook in de VS gebeuren?’ In de daarop volgende vragen wordt dieper op de technische defecten ingegaan van de Japanse centrales. De antwoorden moeten geruststellen: de centrales in de VS zijn veel en veel veiliger, zeker na de ’9/11’-maatregelen, aldus het NEI. En bovendien: “Deze natuurrampen zijn heel regiogebonden, afhankelijk van de geologie.” In een apart document worden de mythen over kernenergie bestreden. Althans, kritiek die het NEI als mythe kwalificeert.
Ondertussen is de lobbyclub actief op Twitter. Vooral berichten van media en het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) worden doorgeplaatst. Ook links naar eigen persconferenties. Hier doet het NEI haar best om het publiek objectief te informeren. Geen spins, alleen iets meer nadruk op geruststellingen dan op alarmeringen.
Erkennen en repareren
Het NEI belooft dat er lessen uit de Japanse situatie worden getrokken. Maar die mededeling wordt weer vergezeld met informatie over hoe veilig het nu al is: back-ups, beschermingslagen, onafhankelijke energievoorziening. Precies de dingen die het allemaal lieten afweten in Japan.
De nucleaire industrie kiest dus voor een PR-mix. Informeren, verdedigen en verbetering beloven. Of dat goed overkomt is nog maar de vraag. Volgens Acton is “erkennen en repareren” de enige juiste strategie. “Kernenergie kan alleen groeien als het publiek vertrouwen heeft in de industrie erachter.” En wie op alle paarden wedt is in de ogen van Acton niet zeker van zijn zaak – laat staan betrouwbaar.
Eerder in deze serie: ‘San Francisco aan de beurt voor volgende aardbeving‘, ‘Sociale media van levensbelang in nasleep aardbeving Japan‘. Opmerkingen: steven.dejong@nrc.nl.