Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Filosofie

De vrije wil bestaat. Of denken we dat alleen?

Vrije wil en hersenwetenschap. Door: ICLON en het Leids Instituut voor Wijsbegeerte. Met: Stefaan Cuypers, Bert Keizer, Marc Slors e.a. Woensdag 9 februari, Universiteit Leiden.

„Ik heb eigenlijk wel behoefte aan een definitie van de vrije wil”, zei iemand uit het publiek toen het debat over de vrije wil al even aan de gang was. En inderdaad: over welke vrije wil ging het vanavond? De vrije wil die je misschien niet hebt omdat er een grote poppenspeler is die aan de touwtjes trekt en je laat doen wat hij wil? De vrije wil om zelf je beslissingen te nemen zonder dat je door je omgeving of je opvoeding beïnvloed wordt?

Maar er was slecht nieuws: er is niet slechts één definitie van vrije wil. Sander Voerman, een van de auteurs van het boek Vrije wil dat donderdag gepresenteerd werd, kende er wel vijf! En die staan in zijn boek, grapte hij. Het publiek was echter niet te beroerd zelf af en toe ook een poging te wagen. Dat leverde gedachten op als „contingentie is iets metafysisch” of „de mate van vrijheid die je hebt is beperkt. Je bent voor 5 procent vrij. Mensen met pech voor 3 procent, mensen met geluk voor 7 procent” – een opmerking die even herhaald moest worden. Een ander vond het juist bevrijdend om te denken dat je geen vrije wil hebt en schreeuwde het panel toe: „Ga daar nou eens mee aan de gang!”

Vrije wil, reageerde hoogleraar filosofie Stefaan Cuypers daarop onmiddellijk, is permanent onder druk staan van je vrouw en onder kritiek van je kinderen. Als je dan hoort dat de vrije wil niet bestaat, dan is er ‘pfoe’, opluchting, zei hij vol passie. Dan ben je los van dat gezeur uit je omgeving, gezeur als ‘je hebt niet gestreken, hoe komt dat, gvd!’

Het ging er, kortom, levendig aan toe, en er werd gelukkig veel gelachen. Het panel van experts bestond uit acht personen. Zeven van de acht waren filosofen en die, zei cognitiefilosoof Marc Slors, zijn het nooit met elkaar eens. De enige niet-filosoof, Will Tiemeijer van de WRR, was het dan ook gewoon met iedereen eens, zei hij zelf.

De felste stellingen kwamen echter uit het publiek – rond de tachtig mensen – dat vooral bestond uit ouderen die zich er duidelijk op verheugd hadden de eigen filosofische theorieën op de experts los te laten. En dat erg overtuigd van het eigen gelijk was. „U-bént-uw-brein”, siste een mevrouw arts en filosoof Bert Keizer toe, alsof hij dom was dat hij dat niet begreep. „Nee mevrouw, ik-bén-mijn-brein-niet”, reageerde Keizer op dezelfde toon. Hersenen kiezen niet. „Hebt u ooit een neurologische impuls gezien?” Maar ja, dat was een inkoppertje: „Heb je dan wel ooit vrije wil gezien?”

Halverwege het debat over de vrije wil constateerde de andere auteur van Vrije wil, filosofiedocent Tjeerd van der Laar, opeens verrast dat „het de hele tijd over vrije wil gaat”. Maar eigenlijk gaat het om eigen verantwoordelijkheid, aldus Van der Laar. En dat determinisme, dat maakt misschien ook wel geen bal uit, suggereerde hij. Hoe meer inzicht hij krijgt in hoe mensen werken, hoe meer hij ziet: ja, zo werk ik zelf ook. En dat kan iets goeds opleveren, aldus Van der Laar. Je kunt bijvoorbeeld iets milder worden.

Zijn er eigenlijk mensen die het erg vinden om te horen dat het niet hun bewustzijn is dat hun handelen bepaalt, vroeg debatleider Jan Sleutels aan het publiek. Dat bleken de meeste mensen niet echt naar te vinden. Maar wie van u heeft zich ooit gedetermineerd gevoeld, vroeg Bert Keizer ook. „Ik beleef mijzelf niet als gedetermineerd. Niemand kan voor mij uitrekenen wanneer ik doodga.” En heeft omgeving nog iets met de vrije wil te maken? werd gevraagd. Ja, zei iemand. Als je uit een GroenLinks-gezin komt en je moet kiezen tussen de fiets en de auto, dan kies je door je omgeving voor de fiets. Voor mensen die opgevoed worden in uitersten, bestaat de vrije wil niet. Voor mensen die opgroeien in een gezin waar deze keuzes niet spelen, wel.

Een mevrouw laat zich echter niet leiden door haar omgeving. Zij is vegetariër. Uit vrije wil. Niemand die dat haar opdrong. En soms vragen mensen: mag je kip? Ja, zegt ze dan, kip mág ik, maar kip hóéf ik niet.

Voor het dagelijks leven maakt het weinig uit of je kip eet uit vrije wil of uit determinisme. Maar vermakelijk was het wel.

Antoinette Brummelink