In café de Pels in Amsterdam vroeg het barpersoneel al een tijdje niet meer aan de fotograaf hoe het met hem ging. Koen Wessing voelde zich niet al te best, en dat was te zien. Hij had pijn. Al meer dan twee jaar probeerde hij de kanker in zijn lichaam te bestrijden. Het mocht niet baten. Gisteren overleed hij, op 68-jarige leeftijd.
Op Kerstavond was hij nog in zijn stamkroeg, genietend van het gezelschap om hem heen terwijl hij kopjes espresso dronk. Op die avond vertelde hij ook, met bescheiden trots, dat in maart van dit jaar voor het eerst zijn beroemde foto’s uit 1973 van de coup in Chili zouden worden vertoond in Chili zelf, in cultureel centrum Centro Gabriela Mistra in Santiago de Chili. Hij was verheugd dat zijn wens daartoe eindelijk in vervulling zou gaan, na allerlei pogingen van zijn kant om de foto’s te laten zien in het land waar ze waren gemaakt en dat nog steeds wordt geplaagd door de schaduw van die staatsgreep.
In 1973 maakte Wessing definitief naam met zijn reportage over de val van de Chileense president Allende en de coup van generaal Pinochet. Zijn schokkende, realistische zwart-witfoto’s, die werden gebundeld in het boek Chili, september 1973, toonden van dichtbij de gevolgen voor de bevolking van het geweld en het leed. In Latijns-Amerika fotografeerde hij vervolgens de burgeroorlogen in Nicaragua en El Salvador en documenteerde hij de armoede onder de bevolking. Een van zijn beroemdste foto’s maakte hij in Nicaragua in 1978. Het is een zwart-witbeeld waarop twee zussen van wanhoop in elkaar zakken, nadat ze het lichaam van hun vermoorde vader langs de kant van de weg hebben gevonden.
Koen Wessing werd op 26 januari 1942 geboren als zoon van binnenhuisarchitect Han Wessing en modetekenares en beeldhouwster Eva Eisenloeffel. Hij leerde het vak begin jaren zestig van Ed van der Elsken, bij wie hij assistent was, maar vooral van diens toenmalige vrouw Ata Kandó, eveneens fotografe. Zijn grote inspiratiebron was de Amerikaanse fotograaf William Klein. Die lapte volgens Wessing in de jaren vijftig al alle wetten van de traditionele fotografische esthetiek aan zijn laars. In een interview in Vrij Nederland in 2008 zei hij hierover: „Van Klein leerde ik hoe je het rauwe leven bij de kladden kunt grijpen, dat je er midden in moet staan. Van Ata leerde ik dat je geen cent hoeft te bezitten, dat je je kinderen kunt oppakken en meenemen op een tocht door de wereld, omdat jij in je hoofd hebt gezet dat je iets schitterends gaat maken.”
Dat laatste deed Wessing dan ook. In 1983 maakte hij zijn eerste reis, door China, samen met zijn toenmalige vrouw en zijn eenjarige dochter. Die tocht leverde een heel eigen beeld op van een toen nog gesloten land. Volgens Louis Zaal, directeur van fotoagentschap Hollandse Hoogte en meer dan dertig jaar bevriend met de fotograaf, was de kracht van Wessing dat hij mensen, hoe zwaar en onmenselijk hun levensomstandigheden ook zijn, altijd op een waardige manier wist vast te leggen. „Koen volgde de strijd in Nicaragua en El Salvador, omdat hij zich zeer betrokken voelde bij het lot van onderdrukte volkeren. Na die politieke periode ging hij steeds meer op zoek naar wat mensen bewoog. Zijn foto’s zijn niet bedoeld als bewijzen van armoede en onderdrukking: het zijn eerder beelden van menselijke trots en doorzettingsvermogen.”
Zaal publiceerde in 1980, als fotoredacteur bij de Groene Amsterdammer, de eerste foto’s van Wessing van de moord op aartbisschop Oscar Romero uit El Salvador. Hij noemt Wessing ‘een man van weinig woorden’. „Koen was geen prater, dat was ook zijn kracht. Hij kon makkelijk contact maken met mensen wier taal hij niet verstond of sprak. Met zijn manier van doen maakte hij bij mensen vaak iets los en dat vertaalde zich naar zijn foto’s. Hij fotografeerde de mensen zoals ze echt zijn.”
Wessing, die in de loop van de jaren werkte voor de weekbladen Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer, maakte reportages in Zuid-Afrika, Afghanistan, Burundi, Indonesië, Albanië en Roemenië. Daarnaast fotografeerde hij ook in Nederland. Hij volgde de Nieuwmarktrellen en maakte, tussen 1976 en 1979, in opdracht van het Rijksmuseum een reportage over ‘Andere culturen’.Ook zijn series over gastarbeiders en religieuze sekten in Nederland vestigden zijn naam als betrokken fotograaf. „Wessing fotografeerde uit het hart”, zegt fotograaf Vincent van de Wijngaard die al jaren wordt geïnspireerd door Wessings werk.„Hij was iemand die de straat op liep om beelden te verzamelen, dichtbij mensen stond en het drama niet direct in een vorm goot.”
„Iedere foto van Koen is een verhaal dat in je hoofd blijft zitten en laat zien wat belangrijk is in het leven”, meent Michael Windig van fotovaklab De Verbeelding. Windig was de afgelopen weken bezig met het afdrukken van de foto’s voor de tentoonstelling in Santiago de Chili. Wessing was vorige week nog bij hem op bezoek. „Koen leek tevreden over het resultaat”, zegt Windig. „Maar hij vertelde toen al dat hij zelf niet naar de opening zou gaan.”
Volgens Zaal, die door Wessing was gevraagd om als zijn plaatsvervanger naar Chili te gaan, was het de wens van Wessing dat zijn foto’s worden teruggegeven aan de Chilenen.
Die opdracht zal Zaal, samen met familieleden van Wessing, ten uitvoer brengen. Maar Wessing zal dat belangrijke moment niet meer kunnen meemaken.