Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Cultuur

Andreas was soms Brandon in het kwadraat

In Sliedrecht bestaat een instelling met een very intensive care afdeling, voor jongens zoals Brandon.

Daar wonen jonge autisten, die niet vastgebonden hoeven.

Op de eerste zwart-wit foto, uit 1974, zie je baby Andreas kruipen. Toen wisten ze het nog niet, zegt zijn vader Joost Visser. Op de tweede foto, uit 1975, zie je een gestrekte, tegenstribbelende peuter die door zijn moeder op schoot wordt vastgeklemd. Tegen die tijd beseften ze dat er iets raars met Andreas was.

Visser heeft op de eettafel foto’s uitgestald die het verhaal van Andreas (36) vertellen. Andreas op zijn twaalfde met zijn jarige zusje op schoot; zijn halve gezicht bedekt met een wond die hij zelf heeft gekrabd. Andreas met afwezige blik, maar wel met een arm om zijn broer geslagen.

Andreas is een extreme autist, zegt zijn vader. Zeventien jaar woonde hij thuis, in het christelijke gezin van Joost en Natasja Visser. Ongeveer drie keer per dag ging Andreas, volstrekt onverwachts, door het lint. Dan viel hij zichzelf aan, of zijn vader, zijn broer of de muur. Hij beet, sloeg, rukte plukken haar uit. Hij kon niet praten, al communiceerden zijn broer, zussen en ouders volop met hem. Alleen op de momenten dat de knop in zijn hoofd omging, was hij onbereikbaar, voor iedereen. Andreas was Brandon in het kwadraat.

Brandon (18) wordt sinds drie jaar regelmatig aan de muur vastgebonden in een kamer in een instelling in Ermelo, bleek twee weken geleden. Ook hij kan op onverwachte momenten heel agressief worden. Maar hij kan wel praten. Dus zijn er volgens de ouders van Andreas „meer ingangen” om een verstandhouding met Brandon op te bouwen dan met Andreas. Des te sterker doet het verhaal van Andreas vermoeden dat niemand aan de muur hoeft te worden vastgebonden. Toch worden naar schatting veertig verstandelijk gehandicapten regelmatig vastgebonden.

Andreas woont in een instelling in Sliedrecht die zestien jaar geleden speciaal voor hem een very intensive care-afdeling opende. Betrokken deskundigen hebben omgangsvormen ontwikkeld waar Andreas wel bij vaart. Inmiddels zijn er meer van die afdelingen geopend en wonen er ongeveer vijftien ‘onhandelbare’ jonge autisten zoals hij.

Het gezin Visser leerde in de loop der jaren anticiperen op de aanvallen van Andreas. Soms, zegt zijn vader, ging er een soort „gezoem” aan een paniekaanval vooraf. Dan schoven de zusjes die naast hem aan tafel zaten in één beweging opzij. Joost Visser greep Andreas dan omhoog aan zijn kraag. Hup, in de houdgreep. ’s Nachts begon een aanval meestal met getik tegen het schuine dak van de zolderkamer waar Andreas en zijn broer sliepen. Dan schrok Joost Visser wakker en snelde hij naar boven. Hup, in de houdgreep. Soms duurde het een paar minuten tot de razernij voorbij ging, soms wat langer.

Vanaf zijn kleutertijd ging het een aantal jaren goed. Andreas ging elke dag naar een dagverblijf „op de rand van het antroposofische”, waar eerst één leidster goed met hem uit de voeten kon. Ze speelde met hem. Ze haakten, breiden en tekenden. Maar de stoppen sloegen nog altijd een paar keer per dag door en hij werd steeds groter en sterker. Zijn lichaam stond eigenlijk altijd onder spanning. Daarna namen mannelijke begeleiders hem onder zijn hoede.

Thuis mocht Andreas elke zondag mee naar de kerk. Dat was ook voor de vrienden in de kerk even wennen, zegt zijn vader. „Maar de oudste leden zeiden al snel: als je hier niet gek kunt zijn, waar dan wel?” Er werd voor Andreas een speciale kinderdienst georganiseerd, die eruit bestond dat een vrouw en een sterke man met hem naar buiten gingen. Zo kregen Joost en zijn vrouw even rust.

Jarenlang zorgden Visser en zijn gezin voor Andreas. Een paar keer per dag nam hij hem „hup, in de houdgreep”. Het was zwaar, maar alles went. Eerst kon zijn vrouw Natasja het nog, maar na een paar jaar werd Andreas te sterk. Toen kon de oudste zoon het. Hoewel, Visser wilde hem ook weer niet te vaak met die verantwoordelijkheid opzadelen. En dus deed Visser het, dag in, dag uit. Totdat het dagverblijf geen mannelijke begeleiders meer kon inzetten en zij hem daar niet meer aankonden – Andreas was zeventien.

Andreas belandde toen in de crisisopvang en verhuisde elke zes weken naar een andere instelling totdat hij bij de instelling in Sliedrecht bleef steken. Er brak een heel nare periode aan, waar zijn vader niet graag aan terugdenkt. Op een gegeven moment kreeg Andreas van hulpverleners kalmeringsmiddelen, die bij autisten averechts werken. Hij verviel van kwaad tot erger. Er bestaat een video waarop Andreas een teamleider aan zijn haar over de grond sleept. Tegen die tijd, zegt zijn vader, was hij zelf óp.

Via via kregen Joost en Natasja Visser contact met de Leidse hoogleraar orthopedagogiek Ina van Berckelaer-Onnes. Door haar inspanningen kwam er geld en deskundigheid voor een nieuwe afdeling waar Andreas terecht kon. Andreas werd in zijn eentje als proef een jaar lang behandeld met hulp van vier oersterke, geduldige mannen en één vrouw die haar mannetje kon staan. Er waren er altijd twee in de buurt. Die mensen, zegt Visser, „hebben in Sliedrecht het wiel uitgevonden”.

Het recept? Geduld, kleinschaligheid en een persoonlijke mentor die de cliënt goed kent. „Dat is veel gevraagd van een professional, want om zo’n jongen echt te leren kennen moet je je kwetsbaar opstellen”, zegt Joost Visser. Andreas toont zijn emoties niet zoals andere mensen. Zijn eerste mentor heette Jaco – een sterke man met een warm hart, die de buien van Andreas leerde aanvoelen, net als de zusjes hadden gedaan. Ook hij nam Andreas zonder pardon in de houdgreep. Er zouden in de loop van zestien jaar meer Jaco’s volgen.

Bij „zo’n knakker” als Andreas, zegt Visser, moeten altijd een paar sterke, stabiele mannen in de buurt zijn. Die niet aarzelen of bang zijn, maar hem bij een eerste teken van paniek, hup in de houdgreep durven nemen. Ook belangrijk: veel naar buiten. Eindeloos lopen, sjouwen, rennen. Om het hoofd te legen en paniek te smoren. En om hem uit te putten.

Na een jaar kon Andreas’ afdeling de zorg uitbreiden. Al snel volgden medecliënten. Een paar jaar geleden kreeg Andreas een lichte hersenbloeding waardoor hij aan één kant is verlamd. Zijn agressieaanvallen zijn er milder van geworden, zegt zijn vader. Hij is meer ontspannen. Hij woont nog altijd prettig in Sliedrecht.