Minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal (VVD) houdt vol dat hij “al het mogelijke” heeft gedaan om de executie van de Iraans-Nederlandse Zahra Bahrami te voorkomen. Wel vindt hij achteraf dat hij meer had moeten doen. Dat zei de bewindsman vanavond bij het spoeddebat over de ophanging van Bahrami in Iran.
Rosenthal reageerde rond acht uur op de forse kritiek die Kamerleden in de voorafgaande uren van het spoeddebat hadden geuit. Verschillende partijen zeiden dat het kabinet veel te laat in actie is gekomen en te weinig heeft gedaan om haar executie te voorkomen. Zo nam Rosenthal bijvoorbeeld geen contact op met Iran tussen het vonnis en de voltrekking van Bahrami’s doodstraf.
‘Nederland misleid door Iran’
Rosenthal verdedigde zich tegen de beschuldiging dat hij te weinig gedaan zou hebben door te zeggen dat het “opschalen” van diplomatieke middelen niet nodig was. De Iraanse ambassadeur had hem immers een dag voor de executie nog verzekerd dat Bahrami niet opgehangen zou worden, aldus de minister. Nu dit niet blijkt te kloppen, voelt Rosenthal zich door Iran “misleid”.
De minister zei in het debat met de kwestie in zijn maag te zitten. “De nacht van zaterdag op zondag is een van mijn slechtste nachten geweest, vergis u niet”, zei hij. Rosenthal zegt een aantal lessen te hebben geleerd, bijvoorbeeld dat Nederlanders die in het buitenland gevangen zitten en de doodstraf dreigen te krijgen eerder juridische bijstand moeten krijgen. Ook beloofde de minister dat de Nederlandse ambassadeur in Teheran op “een gepast moment” wordt teruggeroepen voor overleg.