Een jongen van hooguit tien jaar, op de schouders van zijn vader, is even het middelpunt van het Tahrirplein, in het centrum van Kairo. Hij heeft een vlag om zijn schouders geknoopt, kijkt met vastberaden blik vooruit, en jut met zijn hoge stem een groeiende menigte op. „Mubarak, Mubarak, je vliegtuig wacht”, roept hij in een megafoon. Honderden mensen roepen hem na. Dan roept hij: „Mubarak, Mubarak, neem je vrouw ook mee.” De omstanders slaan elkaar op de schouders van het lachen.
Dit is dinsdag de sfeer tijdens de Mars van Miljoenen, de door de Egyptische oppositie georganiseerde massademonstratie om president Hosni Mubarak tot aftreden te dwingen. Het is ontspannen, bijna vrolijk, maar de boodschap is serieus. „We zijn niet vrij, en genieten van deze ene dag dat het Tahrirplein voor ons is”, zegt Ruby Mohamed. „We kunnen gek doen, we kunnen hier gewoon staan, het gaat erom dat wij, het volk, dat uitmaken.”
Hoeveel demonstranten zich in de loop van de middag verzamelen op de achtste dag van de Egyptische protesten tegen Mubarak, is niet te zeggen. Een half miljoen, zeggen actieleiders. Twee miljoen, schat de Arabische zender Al-Jazeera. Duidelijk is dat dit de grootste demonstratie is sinds de protesten tegen Mubaraks regime vorige week uitbraken. Het plein is al rond het middaguur stampvol, ook in de brede straten eromheen staat het zwart van de mensen.
De demonstratie krijgt het karakter van een happening. Wildvreemden pakken elkaar beet en beginnen te dansen. Honderden mensen verzamelen zich rondom een volkszanger die met zijn Oud, een traditionele Arabische gitaar, zacht liefdesliedjes zingt. Ze zingen mee, en sommige mensen barsten in tranen uit als de zanger ‘Mijn geliefde Egypte’ zingt.
In niets lijkt deze demonstratie op die van vrijdag, de gewelddadigste confrontatie tussen politie en betogers. Toen viel het merendeel van de tot dusverre zeker driehonderd doden, volgens de VN. De politie laat zich op deze dag niet zien.
„Zo vaak heb ik op dit plein mijn papieren moeten laten zien aan de politie”, zegt Amr Zaheen, een marktkoopman. „Je kon altijd aangehouden worden, rechten had je niet. Ze zijn er nooit voor ons geweest. De politie houdt alleen het regime in stand. Deze demonstratie is de overwinning op dat instituut.”
Dat het leger van tevoren had aangekondigd geen geweld tegen de demonstranten te gebruiken, is een aansporing voor veel mensen om deze keer wel te komen demonstreren. Het leger speelt bijna een faciliterende rol. Militairen controleren de papieren van de aanwezigen en kijken verder toe. Demonstranten gaan op de foto met de glimlachende militairen.
Aanvankelijk had de oppositie, een losse en steeds wisselende verzameling individuen, bedacht dat de demonstranten zouden oprukken naar het paleis van president Mubarak, in het noordoosten van de stad. Maar in de loop van de ochtend wordt daarvan afgezien.
Zo’n mars zou vermoedelijk tot een confrontatie tussen betogers en Mubaraks eliteleger hebben geleid. De demonstranten willen, zegt een organisator, uitstralen dat het protest vreedzaam is. Dus blijven ze op het plein.
Op een meer praktisch niveau raakt de oppositie sterker georganiseerd. Leden vormen opruimploegen, delen brood en water uit, en richten wachtposten in. „Zie je, we hebben geen regering nodig”, zegt Amr Zaheen. „We doen alles zelf wel. Iedereen zorgt voor elkaar. Ik vind het prachtig om te zien.”
Zaheen blijft overnachten op het plein, zoals een groeiend aantal demonstranten doet. In de parkjes zetten ze tenten op. Zaheen: „Ik blijf zitten tot Mubarak weg is. Hij is 82, ik ben 65, ik heb de langste adem.”