Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Beeldende kunst

De boekscheurder is onder ons

Over een bijzonder eigenaardige neiging gesproken.

Staande voor een tafel met de duurste boeken in een boekhandel voel je de onweerstaanbare drang om een van die boeken op te pakken en met je vingers bliksemsnel een kleine, maar onmiskenbare scheur te maken in de voorkant. Je legt het boek keurig terug en vertrekt.

Klant weg, boek kapot.

Toevallig maakte ik tot twee keer toe mee hoe enkele werknemers van een antiquariaat er verbijsterd met elkaar over spraken.

„Ik weet nu wie het is. Hij staat wat te kijken, altijd voor de dure tafel, neemt kalm een boek op en voor je het weet heeft hij het beschadigd.”

„Het gaat zo snel. Je kunt het moeilijk bewijzen. Wat moeten we doen?”

„Hem erop aanspreken.”

Een van hen had dat ook al gedaan, begreep ik, maar het had weinig geholpen – hij bleef terugkomen. Ik stelde er wat vragen over, maar de werknemers hadden weinig behoefte er met een buitenstaander over te praten. Ik voelde vrees voor de zogeheten aanzuigende werking – reden waarom ik naam en locatie van de zaak ook maar weglaat.

Het fenomeen van de boekscheurder bleef me intrigeren. Wat bezielde hem? Vorig jaar was zo iemand in ongeveer tien boekhandels in onder meer Utrecht, Leiden en Oegstgeest actief. Hij verscheurde steeds exemplaren van hetzelfde boek: Bonita Avenue, het romandebuut van Peter Buwalda. Later stuurde deze man anonieme excuusbriefjes naar twee boekhandels, vergezeld van een biljet van twintig euro. Ook naar uitgeverij De Bezige Bij stuurde hij zo’n briefje. Terecht, want die uitgeverij werd zelfs nog even verdacht van een flauwe publiciteitsstunt. Een uitgeverij die zijn nieuwe boeken laat vernietigen – het zou een unicum zijn geweest.

De boekscheurder in het antiquariaat was minder eenkennig, hij beperkte zich niet tot één titel, maar pakte telkens een ander, duur uitziend boek. Zijn actie had in de verte iets gemeen met die van de potloodventer. Ook dat was een onschuldig uitziend, stilstaand persoon die met één snelle beweging – hij scheurde als het ware zijn eigen voorkant open – aan een ongeoorloofde drang toegaf.

„Die man kan nooit van boeken houden”, had ik impulsief tegen een werknemer van het antiquariaat gezegd. „Misschien juist wél”, was zijn reactie geweest.

Inderdaad, waarom niet? Misschien was deze boekscheurder wel zwaar gefrustreerd omdat hij zelf financieel niet in staat was de dure boeken te kopen waar zijn belangstelling naar uitging. Hij niet? Dan ook een ander niet. Zoiets.

Hij kon ook jaloers zijn op de schrijvers van al die boeken. Zelf had hij thuis een la vol door uitgevers geretourneerde („het past niet in ons fonds”) manuscripten. Hij zou ze leren.

Later bedacht ik dat de boekscheurder niet op zichzelf staat. Hij is familie van al die (kunst)vandalen die de geschiedenis heeft gekend. Van de Germaanse stammen uit de Grote Volksverhuizing die monumenten van de klassieke bouwkunst vernielden en de beeldenstormers tot de man die in het Stedelijk Museum zijn stanleymes in Who’s Afraid of Red Yellow and Blue III van de Amerikaanse kunstenaar Barnett Newman zette. Deze week kwamen daar de Egyptische plunderaars bij die mummies in een museum vernielden.

Tot die boekscheurder zou ik willen zeggen: zo’n mooi, weerloos boek, durf je wel?