Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Cultuur

Betere opvoeding met check-ups

Alle gezinnen begeleiden, ook als ze geen problemen met opvoeding hebben.

Dat voorkomt dat kinderen asociaal gedrag vertonen, volgens Thomas Dishion.

Onderwijs. Klein meisje staat voor straf in de hoek. Addis Abeba, Ethiopi렱950-1952.
Onderwijs. Klein meisje staat voor straf in de hoek. Addis Abeba, Ethiopi렱950-1952.

„Twaalf of dertien jaar. Zo oud is een kind meestal als ouders het zo’n beetje opgeven met de opvoeding”, zegt Thomas Dishion, onderzoeksdirecteur van het Child and Family Center van de Universiteit van Oregon. „Veel kinderen misdragen zich op die leeftijd: afspraken niet nakomen, ruzie met hun ouders, spijbelen. Dat kan leiden tot ernstiger problemen later, zoals agressief gedrag, drugsgebruik of criminaliteit. Veel ouders denken na de zoveelste ruzie: wij kunnen er niets meer aan doen. Terwijl ouders juist bepalend zijn voor een goede afloop.”

Dishion ontwikkelde een systematische aanpak om zulk probleemgedrag bij jongeren te voorkomen en behandelen: de Family Check-Up. Hij sprak er vrijdag over op het symposium ‘Gevaarlijke Geesten’, in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam: „We bieden álle gezinnen preventieve zorg aan, ook als de kinderen nog helemaal geen probleemgedrag vertonen.” Ze krijgen elk jaar een check-up van drie korte sessies. De nadruk ligt op het verbeteren van de opvoedvaardigheden van de ouder. Dishion: „Voor de meeste gezinnen is dat genoeg. Wie meer nodig heeft, bieden we bijvoorbeeld opvoedcursussen voor ouders, hulp op school, vaardigheidstraining voor kinderen of gezinstherapie.”

Zo’n grootschalige preventieve aanpak is nieuw én nodig, vindt Bram Orobio de Castro, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Utrecht.

„Het aantal kinderen dat wegens gedragsproblemen wordt verwezen naar speciaal onderwijs is in Nederland enorm gestegen. Ook vragen steeds meer ouders om opvoedingsondersteuning. Maar de cijfers voor criminaliteit onder jongeren dalen de laatste jaren juist. Een gedeeltelijke verklaring is dat jongeren die nú doorverwezen worden wegens gedragsproblemen grotendeels nog te jong zijn voor echte criminaliteit. Dat betekent: als we nu ingrijpen met een vasthoudende aanpak als de Family Check-Up van Dishion, kunnen we nog voorkomen dat deze groeiende groep jongeren met gedragsproblemen later crimineel wordt.”

De Family Check-Up werkt, blijkt uit Dishions onderzoek. Kinderen die van 11 tot 17 jaar elk jaar de Family Check-Up krijgen met bijbehorende diensten, vertonen in elk geval tot hun zeventiende jaar minder antisociaal gedrag dan kinderen die de check-ups niet kregen. Dishion: „Ze zijn bijvoorbeeld minder agressief, liegen en stelen minder, gebruiken minder drugs, doen het beter op school en komen minder vaak in aanraking met de politie. Ook zijn ze minder vaak depressief.”

Ook kinderen van 2 tot 5 jaar die meedoen aan de Family Check-Up knappen op. Dishion: „Ze zijn minder opstandig, hebben meer controle over hun eigen gedrag en passen zich volgens hun leraren beter aan op school als ze zes of zeven jaar zijn. Twee jaar is een kritische leeftijd, de eerste echte uitdaging voor opvoeders. Kleine verbeteringen in de opvoeding kunnen kinderen al behoeden voor latere problemen.”

In Nederland worden al verscheidene gezins- en omgevingsgerichte methoden gebruikt die wetenschappelijk bewezen effectief zijn in het inperken van probleemgedrag. Nieuw van de Family Check-Up is dat de kinderen en hulpverleners jarenlang contact houden en gezinnen telkens vroegtijdig hulp aangeboden krijgen. Daar schort het aan in Nederland, volgens Orobio de Castro. „Bij ons vallen kinderen vaak tussen wal en schip. Ze worden een paar keer geholpen en verdwijnen dan weer uit zicht totdat ze veel ernstiger problemen ontwikkeld hebben.” Dishion: „Ons idee is om alle kinderen deze check-up jaarlijks aan te bieden, vóór ze problemen krijgen, of voor problemen uit de hand lopen, vanaf 2 jaar tot ze volwassen zijn.” Dat zou bijvoorbeeld kunnen via consultatiebureau en schoolarts. Dishion: „We waren gewend kinderen te selecteren die al erge problemen hebben. En die bij elkaar te zetten. Dat werkt niet, het is zelfs schadelijk. Kinderen leren meer slecht gedrag van elkaar dan positieve vaardigheden van de therapeut. Dat is tien jaar geleden al bewezen, toch gebeurt het nog steeds, in jeugdinrichtingen en in groepstrainingen.” Dat geldt ook voor Nederland, zegt Orobio de Castro.

De Family Check-Up is met drie bijeenkomsten veel compacter dan andere methoden. Dishion: „Eerst doen we een kennismakingsgesprek. Daarna volgt een huisbezoek, om 40 minuten te filmen hoe ouders omgaan met hun kind. Ook krijgen ouders een vragenlijst en kijken we hoe de kinderen het op school doen. In de derde sessie geven we ouders feedback. We benadrukken waar ze goed in zijn en vertellen wat ze minder handig aanpakken.” Opvallend genoeg vinden de meeste ouders het filmen helemaal niet zo erg, volgens Dishion. „De vragenlijsten, dáár hebben ze een hekel aan. Alles valt of staat met de vaardigheden van de zorgverlener. Ik heb er eentje die ouders zó nieuwsgierig maakt, dat ze niet kunnen wachten om de feedback te krijgen. Maar er zijn ook hulpverleners die hun bevindingen als kritiek brengen. Dan gaan ouders in de verdediging en komen ze niet meer terug voor een volgende check-up.”

In Amerika wordt de Family Check-Up gebruikt op 40 middelbare scholen in Oregon. In Nederland wordt de methode nog niet gebruikt.

Orobio de Castro: „Bij ons verschilt het per regio welke programma’s er zijn. Bot gezegd worden er te veel hobbyprojecten gebruikt en te weinig wetenschappelijk onderbouwde programma’s. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een databank van alles wat wél werkt, maar politici en beleidsmakers zijn vaak slecht geïnformeerd of hebben simpelweg een voorkeur voor behandelingen met dwang en drang. Dat helpt niet bij deze jongeren.”