Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

Kondratieff en de omgekeerde archiefkast

De zon gaat op, de zon gaat onder. Na de lente komt de zomer, dan volgen de herfst en de winter. Het ritme van de seizoenen laat zich gemakkelijk vertalen naar de conjunctuurcycli van de economie. Voor economieën, bedrijfstakken en afzonderlijke ondernemingen geldt immers ook dat ze ontkiemen, tot bloei komen, in verval raken en afsterven. Er bestaat daardoor een onuitroeibare neiging om de golfslag van de economie te herleiden tot de cirkelbewegingen van de natuur.

‘De moeder van alle cycli is de Kondratieff-cyclus’, schrijft historicus Eric Mecking in de herziene uitgave van zijn boek uit 2005, Deflatie in aantocht. Mecking is een aanhanger van Nikolai Kondratieff, een econoom uit de Sovjet-Unie die in 1926 in opdracht van Stalin de theorie ontwikkelde dat in kapitalistische economieën sprake was van een mechanische, zich herhalende langetermijn-golfbeweging. Kondratieff, die uitkwam op een cyclus van 50 à 60 jaar, bekocht zijn bevinding dat er ook een opgaande fase van het kapitalisme te verwachten was met de doodstraf.

Net als het ‘ietsisme’ heeft ook de Kondratieff-cyclus wel ‘iets’. In de economie is sprake van hoog- en laagconjunctuur, van boom and bust. Oude industrietakken verdwijnen, nieuwe komen op, aangejaagd door innovaties en expansiedrift van financiële markten. Mecking erkent dat onder aanhangers van de Kondratieff-cyclus geen overeenstemming bestaat over de interpretatie hiervan. De golven hebben niet dezelfde tijdsduur en doen zich niet overal gelijk voor, de indicatoren zijn niet duidelijk en de omslagen niet eenduidig. Er zit dus wel iets in, maar in de praktijk heb je er niets aan.

Niettemin is Mecking van mening dat ‘de Kondratieff-golf een grote voorspellende waarde bezit voor het verloop van de economie’. Op grond hiervan is hij ervan overtuigd dat zich een nieuwe depressie aankondigt: een lange periode van deflatie, dalende prijzen en krimpende economie. De crisis van 2008 betekent volgens hem dan ook ‘het definitieve einde van een tijdperk’.

Mecking beschikt over een ruime kennis van de economische geschiedenis, maar zijn vlot geschreven boek heeft de samenhang van een omgekeerde archiefkast. Zo stelt hij economische tijdperken op één lijn met de opkomst en ondergang van dominante geografische regio’s. Maar dat Nederland in de 17de eeuw het rijkste land ter wereld was en dat China nu in opkomst is, heeft niets te maken met de economische conjunctuur.

Ook zijn stelling dat de huidige economische crisis een herhaling is van de depressie van de jaren dertig is op zijn zachtst gezegd ongelukkig. Ja, er zijn overeenkomsten, maar nee, er zijn zo veel historische verschillen (de afwezigheid van de economische en financiële ontwrichtingen die de Eerste Wereldoorlog had veroorzaakt, de integratie van Europa en van de wereldeconomie die in het interbellum ontbraken, het monetaire beleid van de centrale banken, het bestaan van een omvangrijke verzorgingsstaat), dat deze vergelijking onzinnig is.

Mecking is ervan overtuigd dat de afrekening met de schulden die westerse overheden op het ogenblik opbouwen, onvermijdelijk zal leiden tot deflatie en economische krimp. Maar diezelfde explosieve schuldengroei bevat voor andere economen, zoals Edin Mujagic in zijn boek Het inflatiespook (besproken op 28-10-10), de waarschuwing dat hyperinflatie voor de deur staat.

Heel verschillende interpretaties dus. Maar beide economen raden de lezer aan in goud te beleggen. Ze kunnen niet alle twee gelijk hebben.