Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Boeken

'Ik ga nooit helemaal los'

Franca Treur trekt volle zalen met haar bestseller en zedenschets over een orthodox-gereformeerde boerenfamilie. ‘Refo’s denken dat ik nog te redden ben.’ Gesprek over buitenaardse wezens, voederbieten en piercings.

Nederland, Amsterdam, 18-10-2010 Franca Treur (Meliskerke, 23 juni 1979) is een Nederlandse schrijfster en freelance journaliste PHOTO AND COPYRIGHT ROGER CREMERS
Nederland, Amsterdam, 18-10-2010 Franca Treur (Meliskerke, 23 juni 1979) is een Nederlandse schrijfster en freelance journaliste PHOTO AND COPYRIGHT ROGER CREMERS

De vrouw van de bibliotheek in Urk staat Franca Treur (31 jaar) bij de deur op te wachten. „Volle bak”, is het eerste dat de bibliothecaresse zegt. „Je bent een populaire vrouw”, voegt ze er aan toe. Treur, die zal spreken over haar debuutroman en gereformeerde zedenschets Dorsvloer vol Confetti, is er zelf niet helemaal gerust op. Door een radiojournalist uit Emmeloord is ze ’s ochtends nog gewaarschuwd voor de komst van „zwaar behoudende gelovigen” uit een van de 23 protestantse kerken die de gemeente telt. Zij vrezen een optreden van de ‘spreekbuis van Satan’ in de leeszaal van Urk. „Ze zijn bang dat ik de christelijke jeugd in verwarring breng”, vertelt Franca Treur tijdens de autorit van haar woonplaats Amsterdam naar de Noordoostpolder. Haar gezicht zit verstopt achter een kolossale, spiegelende zonnebril.

De zorgen blijken ongegrond. De uitverkochte zaal (75 stoelen) wordt voornamelijk bevolkt door oudere vrouwen die goedgemutst luisteren naar een vraaggesprek met de schrijver. Treur zit als een voor de klas geroepen jarige leerling op het podium in een zwarte zetel. De schrijver wordt gevraagd naar haar kerkelijke achtergrond, angst voor zondes en haar huidige relatie met de Schepper. „Zijn er nog Bijbelgedeelten waarin je troost vindt?” Treur verklapt nog steeds psalmen te zingen als ze neerslachtig is „zoals iedereen wel eens liedjes zingt uit zijn kindertijd”.

De roman van Treur behandelt de verlangens en fantasieën van de twaalfjarige Katelijne Minderhoud. Zij groeit in de jaren tachtig met zes broers op in een bevindelijk gereformeerde boerenfamilie in een dorpje op Walcheren. Het is de wereld waarin God alle lakens uitdeelt. Een milieu zonder televisie, strandbezoek of priklimonade (maar wel met veel melk). Geen gemakkelijke omgeving voor een vrouwelijk buitenbeentje dat driftig op zoek is naar eigenwaarde daar waar nederigheid de deugd is. ‘Jij bent er geen van ons’, zegt de vader. ‘Jij bent in het ziekenhuis verwisseld.’ Treur doet er lichtvoetig en vooral komisch verslag van in een taal die een mengelmoes is van Nederlands, Zeeuwse boerenpraat en de tale Kanaäns.

Het verhaal over de verhalenverteller Katelijne raakt een gevoelige snaar bij veel lezers. De dag na Urk staat Treur in Rotterdam, de dag daarna in Drachten en steeds zit de zaal stampvol. Ze trekt al een jaar lang van lezing naar lezing. Van haar roman zijn ruim 100.000 exemplaren over de toonbank gegaan en ook de filmrechten zijn verkocht. En steevast beginnen de lezers meewarig te informeren naar de overeenkomsten tussen Katelijne en Franca Treur, dochter van streng gelovige melkveehouders in het Zeeuwse Meliskerke.

Waarom begint u bij die vraag vooral te wijzen op de verschillen tussen de twee vrouwen?

„Mijn ouders hebben moeite met mijn boek, omdat ze anders zijn dan de ouders van Katelijne, terwijl iedereen aanneemt dat het een portret van hen is. Mijn vader stoort het bijvoorbeeld dat mensen door dat boek nu denken dat hij heel erg op zijn geld zit. De vader van Katelijne zegt op de eerste pagina: ‘Als je brokken maakt, ik betaal niks hoor.’ Mijn vader betaalt juist altijd op tijd zijn rekeningen. Het boek beschrijft bovendien een leven van twintig jaar geleden waar mijn ouders ook afstand van hebben genomen. Ze zijn ook verder.”

Inmiddels zijn ze veel hipper?

„Hipper is niet het goede woord, maar ze zijn wel meer ontwikkeld.”

Maar Katelijne en Franca zijn dus wel degelijk als twee druppels water?

„Ja, wel een beetje. Katelijne is echt zo’n spiritueel meisje met een uitzonderingspositie binnen het gezin. Zo heb ik me ook altijd gevoeld. Maar zij is best al intelligent. Ik was niet zo slim op die leeftijd. Ik geloofde voetstoots in wat me werd wijsgemaakt. Katelijne heeft al andere verhalen nodig naast de Bijbel. Zij heeft door dat er meer is in de wereld.”

Hebt u veel gemist in de bevindelijk gereformeerde wereld?

„Ik ben boos dat ik niet meer heb geleerd in mijn jeugd. Had ik maar meer vreemde talen geleerd, gesport of goede boeken gelezen. In mijn familie gebeurde dat niet. Dat is zonde. Ik heb als kind in het algemeen troep gelezen, geen Roald Dahl ofzo, daar had ik nooit van gehoord. Dat is jammer, want je kunt in je leven maar een beperkt aantal boeken lezen. Christelijke boeken voor meisjes gaan over een meisje dat een vriend krijgt, gaat trouwen en kinderen krijgt. Zoals de serie over Goud-Elsje. Verder wist ik niet wat literatuur was en waar je het kon vinden, omdat niemand me wegwijs maakte.

„Ik luisterde veel naar klassieke muziek. Dat kwam doordat mijn vader veel van Beethoven houdt. Dat zette hij op zodra hij ’s avonds binnenkwam. Op zondag draaiden we orgelmuziek of christelijke koren, want dan moest muziek ter Gods ere zijn. Ik heb me ook wel verveeld in mijn jeugd, moest mezelf leren vermaken. Wel heb ik lekker buiten kunnen spelen. Hutten bouwen en verstoppertje spelen met jongens van het dorp. En het fijnste waren natuurlijk de drukke tijden op de boerderij, als het hooi werd binnengehaald, maïs en mangels (voederbieten, red.). Daar heb ik goede herinneringen aan. Dan moest iedereen meehelpen. Ik heb nog foto’s dat ik in een rokje met laarzen in de blubber mangels op een wagen sta te laden. Daar was ik trouwens behoorlijk goed in.” Ze lacht.

Nooit ontsnapt uit de gereformeerde wereld?

„Ik zag op mijn zeventiende pas voor het eerst een speelfilm. Ik vertelde thuis dat ik naar de jongerenvereniging van de kerk ging. Maar intussen lokte ik mijn oudere broer onder valse voorwendselen mee naar de film Independence Day, in de bioscoop van Vlissingen. Ik raakte hevig geschokt. Het was een spannende film over buitenaardse wezens die de wereld gingen vernietigen. Ik wist dat ik naar een film zat te kijken, maar ik dacht toch dat het Laatste Oordeel was aangebroken. Ik zat er ook over in wat ik mijn broer had aangedaan. Als Christus nu terugkomt, is het mijn schuld dat hij ook naar de hel gaat. Want, daar word je voor gewaarschuwd: als je op een zondige plek bent als je doodgaat, kun je het in elk geval wel schudden.”

Ook toevallig dat u vijf jaar later uw geloof in God opzegt op de dag dat de wereld daadwerkelijk wordt aangevallen: 11 september 2001?

„Ik had die dag om drie uur een afspraak met een bestuurslid van mijn reformatorische studentenvereniging Panoplia in Leiden. Ik had gezegd: ik moet iets vertellen. Terwijl ik mijn besluit om weg te gaan uitlegde, vlogen vliegtuigen de Twin Towers binnen. Mijn hospita vertelde het me toen ik het bestuurslid uitliet. Die avond had ik een etentje met nieuwe, onchristelijke vrienden. Toen ik erheen fietste, dacht ik: nu gaat het misschien wel mis met de wereld, terwijl ik net een keuze heb gemaakt tegen God. Ik was wel even paniekerig, die avond. Ik had het gevoel dat ik niet in het goede gezelschap zat, omdat ze natuurlijk niet doorhadden wat er in mij omging.”

De overgang van het Meliskerke naar een bestaan van God los in de Randstad moet iets hebben gehad van een Noord-Koreaan die de grens overstapt?

„De verandering ging iets geleidelijker omdat ik inmiddels al in Leiden studeerde. Maar het is vergelijkbaar, want je verlaat wel een potdichte zuil. Alles wordt binnen de zuil geregeld en als je daar dan uitgaat, is het heel raar. Pas toen ik alle banden had doorgesneden, dacht ik: jeetje, waar begin ik aan? Ik kende alleen maar mensen uit de zuil. Ik was heel onzeker in het begin, voelde me heel erg het ex-refomeisje.”

Hebt u inmiddels de schade ingehaald?

„Soms denk ik dat ik veel heb gemist. Het is lastig dat je niet overal over kunt meepraten. Op feestjes gaat het vaak over muziek, films en tv-series van vroeger die iedereen heeft gezien. Meestal valt het wel mee. Ik heb het gevoel dat je in je puberteit gevoelig wordt gemaakt voor popmuziek.

„Daar luisterde ik toen niet naar, omdat ik heel erg werd gewaarschuwd voor het gevaar. Nu geloof ik niet dat het belangrijk is popmuziek of tv-programma’s alsnog in te halen. Films vind ik wel erg leuk. Maar ik ga nooit helemaal los. Mijn vader zei altijd: ‘Wees zuinig op jezelf, want een ander is het niet.’ Daar hou ik me aan.”

Het tweede gesprek met Treur vond plaats afgelopen zondagmiddag in haar etagewoning in Amsterdam. Ze is net teruggekeerd uit Senneroog. Op dit onbewoonde eiland in het Lauwersmeer heeft ze voor de VPRO-radio een week lang verslag gedaan van haar solitaire belevenissen zonder radio, tv, telefoon of internet. Bij terugkeer in de hoofdstad is ze naar de kapper gegaan. „Ik was op dat eiland natuurlijk totaal verwilderd. Mijn baard moest er weer af.”

Treur heeft genoten van de dagen op een eigen eiland in de buitenlucht. ‘Hier zie je alleen de goede kant van Gods borduurwerk’, jubelde ze op de radio. „In Senneroog was de lucht zo schoon. In Amsterdam heb je voortdurend het gevoel dat je andermans scheten loopt op te snuiven.”

In navolging van haar voorgangers, die paden en bewegwijzering aanlegden, heeft zij zich ook verdienstelijk gemaakt. Treur haakte een vlag voor het eiland die bestaat uit een oranje, witte, gele en een groene baan met in het midden een blauwe S (van schrijvers en van Senneroog). De kleuren hebben geen bijzondere betekenis. „Dat waren de restjes die ik nog had liggen”, zegt ze. „Er was een tijd dat ik voor mijn vrienden sjaals en mutsen haakte. Maar ik deed iets niet goed: ze waren altijd te zwaar en prikten. Niemand droeg ze.”

In protestantse kringen is het afgelopen jaar druk gedebatteerd over hoe om te gaan met het debuut van Treur. In de reformatorische boekhandel De Boekenmolen in Meliskerke wordt Dorsvloer verkocht. „Eerst een beetje onder de toonbank, want er zijn klanten die er aanstoot aan nemen omdat het een boek van een afvallige is. Maar later openlijk, omdat er veel naar werd gevraagd”, zegt de auteur. Sommige strenggereformeerden zouden Treur het liefste doodzwijgen. Zoals Leo Kosten, haar voormalige docent Nederlands aan het Calvijn College in Goes. „Wie het christelijk geloof vaarwel zegt, verdient niet zo veel aandacht van de media”, schreef hij in het Reformatorisch Dagblad.

Hoe waren doorgaans de reacties uit kerkelijke kringen?

„De redacteuren van het Reformatorisch Dagblad vinden mijn boek volgens mij wel leuk. Dat zijn mensen die ook wel wat van de wereld hebben gezien. Maar ik heb ook hatemail gehad. Er is van de kansel gewaarschuwd voor mijn boek. Bij de eerste lezingen op reformatorische plekken waren er altijd wel refo’s die heel erg met me wilden discussiëren over wat ik toch aan het doen was. Ik had de verkeerde keuze gemaakt, heette het. Het zou heel erg mooi voor ze zijn als ik weer terugkeer. Ze willen me behouden voor de zuil. Dat komt natuurlijk omdat ik er niet agressief uitzie. Refo’s denken dat ik nog te redden ben. Had ik een hanenkam, of piercings door mijn lip, dan zou het anders zijn.”

Tijdens de lezingen zeggen ook veel lezers dat het misschien nog goed komt met u.

„Ja, dat hoor ik vaak. In het begin probeerde ik duidelijk te maken dat zo iemand mij dan niet goed had begrepen. Maar nu vind ik het prima als mensen dat denken. Ik hoef niet mijn atheïsme te verspreiden of alle refo’s te tonen dat er een leuker leven is dan dat zij hebben. Die bekeringsdrang heb ik nooit gehad.”

U hebt zich ook opgeworpen als advocaat van de boerenstand. Uw broer boert al in Canada en uw ouders overwegen te emigreren.

„Mensen realiseren zich totaal niet dat het in Nederland haast onmogelijk wordt gemaakt een boerenbedrijf in stand te houden. De melkprijs is te laag. En als boerderijen verdwijnen, gaat er heel wat veranderen in de wereld. Dan hebben we gewoon geen boerennatuur meer en halen we onze melk uit het buitenland, net als sinaasappels. In Nederland houd je alleen een paar megastallen over. Dat wil je toch niet? We willen toch graag koeien in de wei?”

Uw volgende roman zal geen kerkelijk boek meer zijn?

„Ik vind het niet erg als mensen mij zien als geloofsdeskundige, maar ik ben het zo beu om daar steeds over te vertellen. Mensen willen ook heel vaak hun eigen verhaal aan me kwijt over hoe hun afscheid van de kerk was. Zij realiseren zich meestal niet dat zij de zoveelste zijn. Aan de andere kant ben ik blij dat mensen mijn boek gebruiken om er hun eigen gevoelens op te projecteren. Dat betekent dat de taal daarvoor ruimte biedt.

„Weet je, het is voor mij helemaal geen boek dat gaat over die specifieke gereformeerde wereld. Het gaat over een meisje dat de kracht van woorden ontdekt. Het gaat over ideeënstelsels, verzinsels, die volkomen ongrijpbaar zijn omdat ze enkel uit taal zijn opgetrokken. En toch hebben ze zo’n belangrijke impact op het leven. Dat vind ik machtig interessant. In het milieu waarin Katelijne opgroeit, is het verhaal van de Bijbel tot Waarheid verheven. Andere verhalen zijn daardoor per definitie gevaarlijk. Wanneer Katelijne haar vraagtekens zet bij het verhaal van de Bijbel, en haar eigen verhalen vertelt, wordt het traditionele gereformeerde boerenleven meteen ontregeld. Die wereld is helemaal niet bestand tegen creativiteit, tegen alternatieve verhalen. Nu ja, dat heb ik zelf ook gemerkt natuurlijk.”

In het essay waarmee u in 2006 een prijs won in nrc.next schreef u zich ‘opgejaagd’ te voelen. U wilde ‘iets briljants voor elkaar krijgen, een bijdrage aan de wereld leveren, een perfecte relatie hebben en niet mislukken’. Bent u al tot rust gekomen?

„Ik had inderdaad heel erg de behoefte om de wereld te laten zien dat ik iets in mijn mars had. Toch blijft de behoefte iets bijzonders te presteren, want er zijn nog genoeg sceptici die denken dat mijn debuut een gelukstreffer is. Maar er is ook rust, omdat ik heb gemerkt dat het schrijven me vrij makkelijk af gaat. En vooral omdat ik er gelukkig van word. En verder zien we wel wat het leven nog in petto heeft.”