Hoe goed kun je mensen kennen uit hun brieven? Zelfs al sturen ze er honderd, dan nog weet je nauwelijks wie ze zijn.
93 brieven van O.L.E. Jongmans uit Wateringen en we hebben geen idee. Dat hij alles afweet van overlaatgebieden voor rivieren, ja. Van staatsrecht en Vlaamse soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Dat hij zich druk maakt over Lucia de B. en steun aan de Irak-oorlog. Dat hij van woordgrapjes houdt en dol is op feitjes.
Tijd voor een kennismaking. Jongmans blijkt 67 en voormalig juridisch medewerker bij Rijkswaterstaat. „Ik noem mezelf directeur van het museum voor nutteloze weetjes. Ik schrijf over alles.”
Wat hij wil is „de juiste puntjes op de juiste i’s zetten”. Dat heeft hij van kinds af aan al gehad. „Dingen moet kloppen, logisch zijn, waar zijn.” En het telt dat hij nu vijf jaar weduwnaar is. „Als ik NRC lees en denk ‘hé, hé, hé’, dan schrijf ik een briefje.”
Jongmans schat dat ongeveer eenderde van zijn brieven de opinieredactie passeert. Een afgedrukte brief, zegt hij, voelt als „Yes! Het is weer gelukt. Dan geniet ik even van mijn vijftien minuten wereldfaam. Het is kinderachtig, ja. Maar toch.”
Brievenschrijver Ben Hoffschulte uit Leuven laat zich beter kennen. Uit tegen de 100 brieven weten we dat hij „is geëxcommuniceerd wegens onvolledige aanvaarding van de RK-geloofspunten” (26 mei 2007), „één van de verklaarde voorstanders van de invasie in Irak” is (3 februari 2005) en conservatief is: „Degene die conservatiever is dan ik moet nog geboren worden” (16 november 2002).
Hoffschulte ageert tegen „die achterhaalde Verlichting”, tegen de „hyperfeministes” en tegen het „anti-katholieke kleineletterfetisjisme van NRC Handelsblad”, dat rooms-katholieke kerk in kleine letters afdrukt. Dat is het thema waar Hoffschulte het vaakst op terugkomt: de kerk. Op 27 oktober 1992 schreef hij: „Voor het Vaticaans centralisme bestaat eigenlijk maar één remedie: afschaffing van het kardinalaat.”
Wat Hoffschulte (64, boekhandelaar-antiquaar en vertaler) vaak dwarszit, is de teneur van de berichtgeving in NRC. „Die is mij te sceptisch en te cynisch en dan stel ik er wat tegenover.” Hij weet waarom hij dat zo vaak doet. „Het helpt, denk ik, als je alleen leeft en geen klankbord hebt om, zoals Frits Abrahams, te klagen over al het raars dat er nu weer in de krant staat. De ingezondenbrievenlezers zijn mijn klankbord.”
Hoffschulte schrijft al vanaf 1984 brieven, „toen NRC nog een goede, conservatief-liberale krant was”. De laatste tijd zijn het er minder. Hij en de krant zijn ideologisch uit elkaar gegroeid. „Soms heb ik de indruk dat de NRC een bijlage is geworden van het feministische damesblad Opzij, met veel vrouwelijke columnisten, waar enige positieve discriminatie mij niet vreemd aan lijkt te zijn.”
Er zijn ook brievenschrijvers die zichzelf helemaal niet laten kennen. Ook niet aan de telefoon.
Netty van Lookeren Campagne uit Laren wil wél praten. Haar teller staat op 36. We weten alleen haar missie: dierenwelzijn. Ze schrijft over stierenvechten, bio-industrie, dierproeven.
Campagne (oud-voorzitter van de Sophia-Vereeniging tot Bescherming van Dieren, één kat) wil niet dat haar leeftijd in de krant komt. „Je mag alleen opschrijven dat ik zes keer oma ben.” Anders zetten mensen haar in een hoekje. Terwijl ze groot fan is van nrc.next en nog actief als coördinator van een „groep deskundigen op dierproevengebied”.
Wat ze vaak mist in NRC is ‘het ethische aspect’. „In de discussie over de bio-industrie moet het niet alleen gaan over wat slecht is voor mensen. Het moet ook gaan om de dieren.” Als ze iets leest wat haar niet zint, rent ze meteen naar de computer. „Je kunt meestal zien dat het in een opwelling geschreven is.”
De vaste brievenschrijvers leren ook de krant kennen. Ze weten: hou het kort, bedenk iets nieuws, zet er de juiste titels bij. Hoffschulte schreef over embryo-onderzoek. „Ik was toen in feite biljartfabrikant, maar mijn stuk stond tussen stukken van vakhoogleraren met als kwalificatie ‘rechtsfilosoof’. Als ik er biljartfabrikant onder had gezet, zou het vast niet zijn geplaatst.” Scepticus Jongmans ziet dat zijn brieven over klimaat blijven steken. „Wat het klimaat betreft lijkt de redactie gekozen te hebben.”
Wat wel goed valt, zijn brieven met een grap, weten ze. Hoffschulte: „Ik waardeer het gevoel voor humor van de redactie als ze die plaatsen. Een krant is er immers ook een beetje voor de lol.”