Op vrijdag 9 juli werden ze geboren, vier meerkoetjes, in een nest op een autoband bij een bootje in de Amsterdamse Spiegelgracht. Vier bruine donsbolletjes met rode snaveltjes. Op maandag gingen ze met hun priegelpootjes voor het eerst zelf te water. De volgende dag, dinsdag 13 juli, werd het Nederlands elftal gehuldigd en voeren de voetballers door de grachten. Hoewel de route niet langs het nest liep, zou de huldiging voor grote drukte op het water zorgen en ik hield mijn hart vast: zouden de babykoetjes het voetbalfeest overleven?
Nee, het werd hun fataal. Op dinsdagmiddag voer een dronken schipper van een oranje plezierboot het nest ondersteboven. Een van de omwonenden probeerde het nog te redden. Maar de meerkoeten vertrouwden het niet meer. Aan de overkant van de gracht begon het mannetje op een half gezonken schuitje meteen een nieuw nest te bouwen. Bij elke passerende plezierboot sloegen de door hem vergaarde takjes overboord, het water in. Maar hij zette zijn vergeefse pogingen hardnekkig voort, anderhalve dag lang. Intussen zag ik de moederkoet almaar rondjes zwemmen met haar kleintjes, die dat niet volhielden. Op woensdag, vijf dagen na hun geboorte, waren de babykoetjes dood.
De twee meerkoeten horen al jarenlang tot de vaste bewoners van de Spiegelgracht en elk voorjaar ziet de buurt weer een nieuw nest ontstaan op de autoband. Dan volgt, in april, en vaak ook nog in de zomer, het broeden. Zo’n drie weken lang zitten de vader- en moederkoet met hun plompe, zwarte lijf om de beurt op de eieren – dat zijn er een stuk of zes en soms ook negen. In het voorjaar duurt de idylle meestal niet lang. Om precies te zijn: tot Koninginnedag, wanneer de bootjes weer massaal het water opgaan en tientallen grachtennesten door de feestvierders met eieren en al aan gort worden gevaren. Of bekogeld met bierblikjes. Of er wordt, vanaf de kade, met een lange straal gericht op ze gepiest, zoals ik op een Koninginneavond ook eens zag gebeuren.
De Amsterdamse Tourist Board heeft het jaar 2010 uitgeroepen tot het ‘Jaar van de Water Sensations’. Behalve de Huldiging was er afgelopen zomer onder meer de Sail-manifestatie en natuurlijk de Gay Parade. De roze vloot voer door de Prinsengracht. Op de plecht van de gemeenteboot stond een burgemeester Eberhard van der Laan met zijn ambtsketen om onwennig om zich heen te kijken. Naast hem zagen we wethouder Carolien Gehrels swingen en zwaaien met de gemeentevlag. Vlak voor de boot uit zwommen drie nerveuze meerkoeten. Ze konden geen kant op, alle zijgrachten waren afgesloten door bootjes die ook overal langs de kades lagen. Die drie meerkoeten waren de meest ontroerende deelnemers aan de Parade, al zag vrijwel niemand ze tussen de stortvloed aan struisveren, vlaggen en confetti. Ook wethouder Gehrels had ze niet opgemerkt, vertelde ze me een paar weken later, toen ik haar interviewde over de pleziervaart op de grachten.
Pluspunten
In makelaarsadvertenties voor grachtenappartementen wordt het ‘genieten van de langsvarende bootjes’ nog vaak als een van de pluspunten genoemd. De werkelijkheid is anders. Voor de bewoners van de Amsterdamse grachtengordel – en voor de watervogels – is de laatste jaren elke mooie zomerse dag er een vol ‘Water Sensations’. Want varen is feesten geworden.
Ja, ze zijn er nog, de rustig over het water glijdende scheepjes met een paar keuvelende mensen aan boord. Maar er is veel bijgekomen. Zuipschuiten, afgeladen met bierkratten en lallende kerels. Patsjachten met hun vaste meubilair van loungekussens, gigageluidsboxen en champagnetafel. Enorme sloepen vol hossende en gillende jongens en meiden.
De mensen op al die – vaak hardvarende – kabaalboten lijken te denken dat hun feestvreugde aanstekelijk is, dat het een vrolijke aanblik oplevert. Je ziet ze opgetogen zwaaien naar de omwonenden en kennelijk zijn ze zich niet bewust dat die hun plezier vooral als irritante herrie ervaren. „Als je uit het raam roept of het wat zachter kan, heffen ze hun glas en proosten ze op je, want met hun harde muziek kunnen ze helemaal niet horen dat je het zachter wil”, zegt een bewoonster van de Prinsengracht.
De afgelopen tien jaar is het aantal plezierboten in Amsterdam verdubbeld tot zo’n vijftienduizend (zie kader). Het aantal klachten over het grachtenvertier nam in die periode navenant toe, tot ruim 800 in 2009. De gemeente opende een paar jaar geleden een telefonisch en digitaal meldpunt voor overlast vanaf het water.
De snelheidslimiet op de gracht is 7,5 kilometer per uur, sneller varen veroorzaakt een golfslag die niet alleen voor nestelende watervogels fataal kan zijn, maar ook voor woonbootbewoners geen pretje is.
De klachtenregen was voor de Amsterdamse Dienst Binnenwaterbeheer (BBA) en het waterteam van de politie vorig jaar aanleiding voor de mediacampagne Voorkom overlast te water, een campagne die dit jaar herhaald werd met spotjes op de Amsterdamse zender AT5 en waarschuwingsborden langs de vaarwegen. „De stijging van het aantal meldingen maakt duidelijk dat de aanpak van de overlast vanaf het water ook in het vaarseizoen 2010 de hoogste prioriteit moet hebben”, zo schrijft de BBA op zijn website. Dagelijks patrouilleert de BBA met drie surveillanceboten door de grachten en vanaf de bruggen meten opsporingsambtenaren met laserguns de snelheid van passerende boten. Wie betrapt wordt op het veroorzaken van geluidsoverlast of op te snel varen, krijgt een boete. Daarnaast houdt de waterpolitie alcoholcontroles.
Nautische zaken
De regels op het water zijn helder. Maar zijn de acties van de gemeente om ze te handhaven voldoende?
Rocco Janssen, manager Nautische Zaken bij de Dienst Binnenwaterbeheer, zegt: „Bij kou en regen is het stil op de grachten, de overlast concentreert zich vooral op warme zomerdagen en -avonden. Veel pleziervaarders zijn zich niet bewust dat ze overlast geven. Daarom attenderen we ze met onze campagne op hun vaargedrag en wijzen we op de consequenties. Binnen de mogelijkheden die het gemeentebestuur ons biedt om de regels te handhaven, proberen we het maximale eruit te persen. Ik denk dat we de laatste jaren heel creatief zijn geweest om zo effectief mogelijk op te treden.”
Op de vraag of de pleziervaart in de stad niet uit de hand is gelopen en of de overlast naar zijn mening voldoende wordt bestreden, geeft Rocco Janssen geen antwoord. Of het voldoende is, zegt hij, dat is een politieke afweging. „Maar ook binnen de politiek zijn de meningen verdeeld: sommigen vinden dat Amsterdam niet moet vertrutten, anderen vinden juist dat de regels veel strenger moeten worden gehandhaafd.”
Wethouder Carolien Gehrels heeft behalve Economische zaken en Kunst en Cultuur ook het Waterbeheer in haar portefeuille. Ook in het gesprek met haar komt de discussie over de ‘vertrutting of verhuftering van Amsterdam’ ter sprake. Bij die discussie staat zij ‘precies in het midden’, zegt ze. „Want waar u zegt: ga weg met je houseboat, zegt een ander: mag je dan helemaal niks meer in de stad?” Ze vindt het dan ook overdreven om te stellen dat de pleziervaart verhuftert. Gehrels: „In de stad zoek je als bestuurder altijd naar een balans, tussen wonen en werken, plezier en rust. De Amsterdamse binnenstad is de huiskamer van Nederland en de grachtengordel is zo bijzonder dat ook mensen die daar niet wonen ervan willen genieten. Daar moet men dus met elkaar meer geven en nemen .” Nee, zegt ze, ze kan zich niet voorstellen dat de pleziervaart aan banden wordt gelegd, en ja, volgens haar worden de regels op het water voldoende gehandhaafd.
Nadat het meerkoetennest bij de Oranjehuldiging omver was gevaren, hoorde ik van buurtbewoners dat de gemeente ernaar streeft om de watervogels, de meerkoeten, futen en eenden, meer te laten nestelen buiten de grachtengordel, bijvoorbeeld op de ecovlotten in de Boerenwetering naast het Rijksmuseum. Daar ligt een lint van watertuintjes: houten raamwerken waarin door een bodem van gevlochten ijzerdraad moerasplanten groeien. Zo’n lint van ecovlotten ligt ook bij het kruispunt van de Lijnbaansgracht en Rozengracht; in de binnenstad zie je ze vrijwel nergens.
Van een herhuisvestingsbeleid voor watervogels blijkt bij de gemeente gelukkig geen sprake. Maar het nestelen en broeden in de grachten wordt ook bepaald niet gestimuleerd. Objecten waarop vogels hun nesten kunnen bouwen worden geweerd. Het stadsdeel Centrum voert wat dit betreft een ‘uitsterfbeleid’, dat ‘onverkort van toepassing blijft’.
Rocco Janssen: „Wij kijken of de scheepvaart hinder ondervindt van dergelijke objecten en of ze passen binnen de beleidsregels.” De Dienst BBA gaat volgens hem ‘heel respectvol’ om met watervogels: „Als er op een autoband gebroed wordt, wachten we tot dat afgelopen is. Maar als u een autoband of plank aan de kade bevestigt voor de vogels, dan halen we die weg.”
Als het gesprek met wethouder Gehrels op de watervogels komt, zegt ze: „Ik vind ecologische diversiteit een belangrijk aandachtspunt. Maar ik weet niet of alles overal moet zijn. Op de Nieuwkoopse plassen zijn veel futen en als ik een fuut was, zou ik daar een goed leven hebben. Het is niet zo dat de watervogels uit de binnenstad worden geherhuisvest in de Boerenwetering, maar ik vind wel dat ze daar goed terecht kunnen, net als in de parkvijvers.”
Windsurfers
Stadsecoloog Remco Daalder is verbonden aan de Dienst Ruimtelijke Ordening. Hij noemt zichzelf liever ‘stadsbioloog’. Als zodanig is hij ‘vooral geïnteresseerd in mensen’: „Als je de stad wilt begrijpen, moet je je in de mens verdiepen, dat is het belangrijkste beest in de stad, het sturende element.” Daalder studeerde in de jaren tachtig af op de relatie tussen watervogels en pleziervaart. „Tot eind jaren zeventig leefden futen en meerkoeten als echte moerasvogels nog buiten de stad. De recreatie in het IJmeer en de Vechtplassen nam in die tijd enorm toe. Er was een explosie van windsurfers die alle hoeken van die plassen bezeilden en watervogels houden niet van zulke onvoorspelbare bewegingen. Daar kwam bij dat de kwaliteit van het grachtenwater was verbeterd. De fuut trok het eerst naar de stad, daarna de meerkoet. ”
Op de vraag of de pleziervaart deze schuwe vogels niet uit de binnenstad verjaagt, aarzelt Daalder: „De pleziervaart kan er wel aan hebben bijgedragen, gis ik. De meerkoet doet het wel goed in de binnenstad, vooral in de kleine achterafgrachtjes, waar weinig doorvaart is, zie je ze nog veel nestelen.”
Hij vindt niet dat het beleid van de gemeente erop gericht is de vogels uit de grachtengordel te weren: „Ze mogen overal broeden.” Het welzijn van de watervogels lijkt hem ook geen reden om de pleziervaart aan banden te leggen: „Ik denk niet dat dat argument indruk maakt. Als de pleziervaart ooit wordt aangepakt, dan met het oog op de stadsbewoners die er te veel hinder van hebben.” Hij vertelt dat hijzelf ‘godzijdank’ niet in de grachtengordel woont: „Als ik er ’s avonds langsloop, denk ik vaak: wat een herrie.”
Ellen Jens, televisieregisseur bij de VPRO, woont aan een smal grachtje vlakbij de Wallen. Pal voor haar deur ligt tussen de bootjes een ingenieus vlondertje van pallets met een dikke plaat piepschuim ertussen. Ze vertelt dat hier al zes jaar een meerkoetenpaar nestelt: „Eerst op een oud bootje. Toen dat door de gemeente was verwijderd, hebben we dit broedvlotje gemaakt. Vorig jaar was het nest torenhoog en bovenop lagen de eieren. Toen kwamen die rotzakken met hun boten en drank en vielen de eieren er door de golfslag af. Het lukte me om ze weer terug te leggen. Maar vervolgens werd het Koninginnedag en dat is hier altijd een ramp. Dus vielen er weer eieren uit het nest en uiteindelijk kwamen er maar twee uit.”
Dit jaar ging alles goed, de jonge meerkoetjes werden al vroeg, in april, geboren. Het is een stevig vlotje, dus de bootjesvaarders kunnen het niet kapot krijgen, vertelt Jens. „Maar ik merk dat de meerkoeten die snel passerende boten heel angstig vinden als er gebroed wordt. Hier in de buurt leeft iedereen met de meerkoeten mee. Men ziet liever nesten en vogels in het water dan al die lawaaiboten, iedereen, dat weet ik wel zeker.”
Ja, zegt Ellen Jens, „ik vind dat de pleziervaart uit de hand loopt, absoluut.”
De zomer is voorbij en als er niet al te veel mooie herfstdagen komen, is het weer even rustig in ‘de huiskamer van Nederland’. En Koninginnedag, ach, dat duurt nog zeven maanden en wie weet stortregent het dan wel.
Rectificaties / gerectificeerd
Correcties & aanvullingen
In Zuipschuiten versus meerkoeten (11 september, NRC Weekblad, pagina 26) wordt door een weggevallen zin de indruk gewekt dat stadsecoloog Remco Daalder over de meerkoet praat als een schuwe vogel. Dit betrof de fuut. Het fotobijschrift ‘Meerkoetennest in de Spiegelgracht’ is onjuist. Bedoeld was de Oudezijds Voorburgwal.