Auteurs: Huigh van der Mandele en Arjen van WitteloostuijnTitel: Economen uit het verleden over de crisis van het heden. Uitgeverij: Aspekt.ISBN: 9059119711, 172 pagina’s. Prijs: € 19,95.
Kritiek op de tekortkomingen van de hedendaagse economische wetenschap is populair sinds het uitbreken van de financiële crisis, twee jaar geleden. Daarbij wordt vaak over het hoofd gezien dat economen die vroeger beroemd waren, heel andere standpunten vertolkten. Ten onrechte, menen Huigh van der Mandele en Arjen van Witteloostuijn, want zij kunnen behulpzaam zijn om de actualiteit beter te begrijpen.
Vandaar dat deze twee economen (Van Witteloostuijn is hoogleraar in Antwerpen, Utrecht en Durham, Van der Mandele is zelfstandige) hebben bedacht om het werk van elf economen uit het verleden te beschrijven in het licht van de crisis van het heden.
‘Staande op de schouders van elf reuzen uit de economische wetenschap van de vorige eeuw presenteren wij inzichten die veel ellende hadden kunnen voorkomen.’, schrijven ze.
Hun selectie is door persoonlijke belangstelling en voorkeur ingegeven. Ze hebben zich beperkt tot de twintigste eeuw, zodat klassiekers als Adam Smith, David Ricardo en Karl Marx niet in hun boekje voorkomen. Maar helaas ook niet Hyman Minsky, die het ontstaan van financiële crises onderzocht, Julian Simon, die over bevolkingsgroei, grondstoffen en immigratie schreef, of, dichter bij huis, Jan Tinbergen, de grondlegger van de econometrie.
In toegankelijke hoofdstukken typeren ze achtereenvolgens het werk van John Maynard Keynes (stimulering van de vraag door de overheid), Joseph Schumpeter (innovatie als motor van de economie), Friedrich von Hayek (marktconcurrentie in plaats van overheidssturing), Oskar Lange (kloof tussen theorie en praktijk van besluitvorming), Milton Friedman (betekenis van monetaire beleid), Herbert Simon (begrensde rationaliteit en beperkte menselijke informatieverwerking), János Kornai (falen van bureaucratische planeconomie), Mancur Olsen (macht van belangengroepen), Oliver Williamson (nadelen van schaalvergroting), Amartya Sen (welvaartstheorie en verdelingsvraagstukken) en Michael Jensen (invloed van financiële prikkels op bedrijfsmanagement).
Vervolgens beschrijven ze wat de opvattingen van deze economen zouden zijn geweest in actuele kwesties: de nationalisatie van ABN Amro, overheidsbezuinigingen, Europese steun aan Griekenland en de bescherming van de postmarkt.
Van Witteloostuijn en Van der Mandele larderen de tekst met hun eigen opvattingen. Ze afficheren zichzelf alsaanhangers van het door Keynes ontwikkelde inzicht dat in tijden van crisis de vraag gestimuleerd dient te worden. Ze gaan daarin niet zo ver als hun voorbeeld Paul Krugman, Nobelprijswinnaar en de popster onder de huidige economen. Krugman meent dat Amerikaanse overheidsuitgaven tot elke prijs opgevoerd moeten worden ter bestrijding van de werkloosheid in de VS.
Van het marktfundamentalisme moeten Van der Mandele en Van Witteloostuijn niets hebben. Erg origineel is dat niet, want die opvattingen zijn sinds het uitbreken van de financiële crisis danig in diskrediet geraakt. Ook zetten ze zich af tegen de twee politieke wegbereiders van het neoliberalisme: Ronald Reagan en Margaret Thatcher. In andere hoofdstukken hekelen ze de inertie van bureaucratische organisaties, het stalinisme van het Nederlandse ministerie van Onderwijs, en de macht van belangenorganisaties. Maar tegen dergelijke uitwassen van protectie en gevestigde belangen was de ‘aanbodeconomie’ die Thatcher en Reagan omarmden, juist gericht.
Aan het slot van hun boek nemen Van Witteloostuijn en Van der Mandele een typologie over van Krugman die de tegenstellingen tussen Amerikaanse economen heeft omschreven als die tussen de ‘zoetwatereconomen’ (afkomstig van universiteiten uit het Amerikaanse binnenland, met name Chicago) en de ‘zoutwatereconomen’ (afkomstig van universiteiten aan de oost- en westkust van de VS). Zoetwatereconomen geloven in perfecte markten en zijn wars van overheidsbemoeienis, zoutwatereconomen leggen de nadruk op de crisisgevoeligheid van economieën en overheidsregulering.
De auteurs rekenen zich tot de zoutwatereconomen. Maar als uit hun historische voorbeelden één conclusie valt te trekken, dan is het dat een strikte scheiding van economische stromingen niet bevredigend werkt. Briljante economen laten zich niet vangen in zoet of zout water.