De opiniepeilers hebben Nederland gisteren in verwarring achtergelaten. Het begon met een veenbrandje in de namiddag. Maurice de Hond bleek van plan om een verse opiniepeiling te presenteren in DWDD, anderhalf uur voor het sluiten van de stembussen. Na een golf van kritiek werd hiervan afgezien. Het bleek het begin van een intrigerende verkiezingsavond, de lakmoesproef voor opiniepeilers.
Het is teleurstellend, maar niet verbazingwekkend dat de peilingen opnieuw sterk afwijken van de uitkomsten. Alleen de exitpoll van Synovate zat dicht op de uitslag. De drie grote opiniepeilers zaten er de dag voor de verkiezingen zelfs verder naast dan in 2006 – TNS Nipo (16 zetels), Synovate (16 zetels) en peil.nl (18 zetels) – terwijl de extra uitgebreide peiling van peil.nl daar gisteren tussenin zat. De kloof tussen PvdA en VVD is (veel) te groot ingeschat en de aanhang van de PVV veel te klein.
Dit gebrekkige succes van de peilers is niet zo vreemd. Hun steekproeven bestaan veelal uit kiezers die zichzelf hebben aangemeld, veel kiezers hadden voor gisteren nog geen definitief besluit genomen en niet alle kiezers geven hun echte stemintentie.
Deze problemen kwamen samen bij de PVV-kiezers, een groep die moeilijk te bereiken is in onderzoek en die achter de gordijnen van het stemhokje mogelijk anders stemde dan zij voor de camera verklaarde. Opnieuw bleken deze problemen onoplosbaar. Ze roepen de vraag op waarom we wekenlang dagelijks gebombardeerd moesten worden met nieuwe peilingen.
Opiniepeilers schermen met het argument dat ze de uitslag weliswaar niet goed inschatten, maar wel de trends kunnen tonen. Maar juist dat was onmogelijk. De verschillen tussen peilingen – de een won een zeteltje, een ander verloor er twee – waren statistisch verwaarloosbaar. Dat weerhield peilers en verslaggevers er niet van om op basis van die nietszeggende verschillen het imago van politici uitvoerig te maken of te kraken.
De opiniepeilingen kregen zo een flinke invloed op het kiezersgedrag. Tien procent van de kiezers geeft toe beïnvloed te worden door peilingen of strategisch te stemmen. De indirecte effecten – via door media geschetste imago’s – zijn waarschijnlijk nog groter. Juist vanwege die invloed hadden verslaggevers veel kritischer moeten kijken naar de peilingen.
Peilers en media zijn echter te zeer gebrand geweest om nieuws te brengen, ook wanneer de nieuwswaarde onduidelijk was (omdat de steekproeven er altijd naast lijken te zitten) of wanneer er niets te melden was (omdat kleine verschuivingen in peilingen betekenisloos zijn). Hierdoor stuurden ze de publieke opinie die ze beoogden te rapporteren. Pas gisteravond werd duidelijk tot welke gevolgen dit mogelijk heeft geleid. Hoe anders zou de verkiezingsuitslag er uit hebben gezien als eerder bekend was hoezeer de VVD en de PvdA in een nek-aan-nek race verkeerden? Hoe anders zou de campagne zijn verlopen als eerder duidelijk was dat de PVV zo’n grote concurrent was ter rechterzijde van de VVD?
Natuurlijk is het theoretisch mogelijk dat kiezers gisteren massaal van partij veranderden (op basis van de eerdere peilingen), dat zelfverzekerde VVD-kiezers en teleurgestelde CDA-kiezers massaal thuisbleven of dat zwevende kiezers die nek-aan-nekrace en de groei van de PVV pas op de laatste dag bepaalden. We weten het niet. Maar dit toont de betrekkelijkheid van de opiniepeilingen.
Het valt de Nederlandse opiniepeilers niet eens te verwijten dat hun voorspellingen ernaast zitten. Het is ze echter wel aan te rekenen dat ze bepaalde onderzoeksproblemen niet vermeldden: problemen met de representativiteit, met stemintenties, met zwevende kiezers en met foutmarges. Maar om nieuws te verkopen negeerden de peilers de problemen, en werden ze niet teruggefloten door hun opdrachtgevers.
In november 2006 besloot Hans Laroes, hoofdredacteur van het NOS-journaal, het gebruik van opiniepeilingen te heroverwegen. De opiniepeilingen presteerden dit jaar nog slechter dan in 2006. Het is daarom tijd dat ook de andere media zich bezinnen op hun gebruik van opiniepeilingen.
Politicoloog dr. Tom van der Meer is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op voorlopige uitslagen.