Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Peiler volgt de trend niet, maar maakt hem

Peilers hebben het vaak helemaal mis. En brengen onbewijsbare zaken in het nieuws. Daarmee schaden ze de democratie, meent Tom van der Meer.

Dagelijks worden we bestookt met de nieuwste opiniepeilingen die tonen welke partijen vandaag weer uit de gratie zijn geraakt. Bij het zien van die peilingen slaat de schrik je om het hart. Is de Nederlandse kiezer werkelijk zo wispelturig dat een partij zo snel twee zetels kan verliezen? Betekent dit werkelijk dat binnen 24 uur 150.000 kiesgerechtigde Nederlanders gelijktijdig besluiten niet op die ene maar op die andere partij te stemmen?

Het is niet onmogelijk, maar het lijkt onwaarschijnlijk. Het probleem is dat we het simpelweg niet weten. Opiniepeilers en journalisten zijn er namelijk zo op gebrand nieuws te verkopen, dat ze hun eigen werkelijkheid creëren. Door zelfs de meest futiele non-bevindingen te rapporteren als relevant nieuws, verkopen de peilers gebakken lucht.

Media gaan er vaak van uit dat opiniepeilingen bijdragen aan een „gezonde, transparante en dynamisch functionerende democratie” (Peter Kanne, de Volkskrant, 6/9/2008). Uiteraard kunnen opiniepeilingen een waardevolle aanvulling zijn op de politieke besluitvorming, mits goed uitgevoerd en gerapporteerd. En juist daarin schuilt het probleem.

Laten we beginnen met de vaststelling dat de drie grote opiniepeilers van Nederland (TNS NIPO, Synovate en peil.nl) niet al te succesvol zijn om kiezersvoorkeuren te beschrijven. Bij de verkiezing van 2006 zaten hun reguliere opiniepeilingen er veertien tot achttien zetels naast. Zelfs de veel omvangrijkere exitpolls op de verkiezingsdag klopten niet. Nog voordat de stembussen waren gesloten, kwam TNS NIPO op RTL 4 met de verkiezingsuitslag: „Het kan hooguit hier of daar een zetel schelen.” Het werden er maar liefst zestien. Op de NOS zat de exitpoll van peil.nl er eveneens naast, met veertien zetels. Als peilers zelfs op de dag van de verkiezingen met onderzoek onder tienduizenden burgers niet in staat zijn om de uitslag te voorspellen, waarom laten we ons dan gek maken met dagelijkse en wekelijkse peilingen?

Het antwoord luidt dan vaak dat de peilingen wellicht de uitslag niet juist voorspellen, maar wel de trends laten zien. Daarom horen en lezen we nu dagelijks dat partij A een zetel heeft verloren en partij B een zeteltje of twee wint. Maar juist die kleine veranderingen kunnen opiniepeilers statistisch niet hardmaken.

Laten we voor het gemak aannemen dat opiniepeilers inderdaad echte stemintenties meten. En laten we doen alsof de „vaste leveranciers van meningen” (Joop van Holsteyn, NRC, 3 maart 2009) in hun steekproeven inderdaad representatief zijn voor de Nederlandse bevolking (hoewel de daarvoor gebruikte ‘weegfactoren’ slechts schijnzekerheid bieden). En vooruit, we negeren ook dat eenvijfde tot eenderde van de kiezers simpelweg nog niet weet op wie te gaan stemmen en in de peilingen wordt buitengesloten. Dan nog is er een enorm probleem.

Vaak zijn de verschillen in de peilingen van week tot week en van dag tot dag te klein om hard te kunnen maken dat er ook echt iets aan de hand is. Op basis van steekproeven kan voorzichtig worden geschat wat de zetelverdeling in de hele bevolking ongeveer is. Anders gezegd: er is een foutmarge. En hoe kleiner de steekproef, hoe groter die foutmarge is. Synovate ondervraagt 1.000 mensen, TNS-Nipo 1.500, en peil.nl de laatste tijd 4.000 – de eerste twee via internet en telefoon, de laatste uitsluitend via internet. Van een partij die in de steekproef 30 zetels haalt, schatten Synovate en TNS-Nipo het ‘werkelijke’ zeteltal tussen grofweg 27 en 33, en peil.nl tussen 28 en 32. Een stijging of daling van twee in de volgende peiling is dan te futiel om conclusies over te trekken. Dat is ook niet gek: voor een verschuiving van twee zetels hoeven bij Synovate maar acht mensen van mening te veranderen, of hoeft de willekeurig getrokken steekproef maar uit acht net iets andere mensen te bestaan. Toch zien we week na week dat futiele verschillen worden uitvergroot. Niet bestaande trends in peilingen worden gevat in termen van winst en verlies.

Deze week concludeerde peil.nl dat het CDA is gedaald naar een nieuw dieptepunt van 23 zetels. Op basis van de foutmarges zou de partij echter evengoed toch op 25 kunnen staan. Opiniepeilers kunnen dergelijke kleine verschillen statistisch niet hard maken. Maar de imagoschade is dan al aangericht, doordat de uitkomsten van de peilingen door miljoenen Nederlanders worden opgenomen. Media behandelen CDA’ers nu als de verliezers. CDA-politici gaan zich ernaar gedragen. CDA-prominenten maken zich zorgen. Opiniepeilingen creëren zo het opinieklimaat dat ze trachten te registreren. Er lijkt sprake van een ‘bandwagon effect’: kiezers kiezen voor een partij die het goed doet in de opiniepeilingen. Op zichzelf is daar niets mis mee. Het is legitiem wanneer kiezers hun stem uitbrengen op basis van opiniepeilingen, net zoals het legitiem is wanneer ze dat doen op basis van ideologische voorkeur, traditie of uiterlijke kenmerken van de partijleider. Maar dan moet de informatie uit deze peilingen wel kloppen. En juist daar zit hem het venijn. De huidige opiniepeilingen zijn een self-fulfilling prophecy: ze zijn niet langer trendvolger maar trendsetter. Opiniepeilingen leveren daarmee geen bijdrage aan de democratie, maar creëren hun eigen dynamiek.

Er is een oplossing. Peilers moeten open zijn over de onzekerheden in hun onderzoek. Media moeten niet langer als een kritiekloos doorgeefluik fungeren van dit non-nieuws. Als het gevolg is dat er niet dagelijks of wekelijks iets te rapporteren valt over de kiezersgunst, is dat slechts winst voor de democratie. Momenteel zijn de peilers en de media zelf namelijk de enigen die echt baat hebben bij de peilingen.

Dr. Tom van der Meer is universitair docent bij het departement politicologie aan de UvA.