De man die op 4 mei tijdens de twee minuten stilte op de Dam in Amsterdam met zijn geschreeuw voor paniek zorgde, blijft voorlopig in hechtenis.
Hij wordt verdacht van verstoring van de openbare orde en het veroorzaken van ernstig lichamelijk letsel. De man werd aanvankelijk gearresteerd voor verstoring van de openbare orde, een overtreding van de Amsterdamse plaatselijke verordening. De nieuwe verdenking maakt het mogelijk hem langer langer in hechtenis te houden, omdat het om een misdrijf gaat.
Volgens zijn advocaat zou de man niet de bedoeling hebben gehad om paniek te veroorzaken. Hij betreurt de gevolgen daarvan voor de ruim zestig gewonden. „Mijn cliënt heeft vanuit frustraties uit zijn persoonlijke leven en een te grote hoeveelheid genuttigde alcohol, die dag vanuit beschonken toestand impulsief gehandeld door een kreet te slaken aan het einde van de twee minuten stilte”, aldus advocaat Mariëlle van Essen.
Het Openbaar Ministerie onderzoekt de persoonlijke en psychische gesteldheid van de man, die vrijdag zal worden voorgeleid bij de rechter-commissaris. Justitie wil nog verschillende getuigen horen en er wordt onderzoek gedaan naar de aard van het letsel dat slachtoffers hebben opgelopen. Na het incident werden 63 mensen behandeld op de eerstehulpposten van Amsterdamse ziekenhuizen. Veel mensen hadden botbreuken.
Overmatig gebruik van alcohol komt overeen met de beschrijving van medewerkers van horecagelegenheden en een boekwinkel aan het Spui in Amsterdam. Daar was de als ‘Adam’ bekendstaande verdachte sinds anderhalf jaar een bekende verschijning. Hij ziet er altijd uit als een orthodoxe Jood, met een zwart pak, wit overhemd, een hoed en pijpekrullen langs de slapen.
Volgens Uri Rosenthal, Eerste Kamerlid (VVD) en voorzitter van het COT Instituut voor Veiligheids- en crisismanagement, was het de verantwoordelijkheid van waarnemend burgemeester Asscher om na het incident de Dodenherdenking wel of niet te laten gaan. „Hij was verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid én voor de vergunningverlening. Hij zal zijn beslissing hebben genomen in overleg met de politie en de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. Natuurlijk zal de koningin zelf ook een rol hebben gespeeld.”
Rosenthal heeft uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat de veiligheidsdiensten professioneel omgingen met de leden van het Koninklijk Huis en andere hoogwaardigheidsbekleders. „Ik kon zien he de koningin en de minister-president goed afgeschermd werden weggeleid naar een locatie, De Industrieele Groote Club, die vrijwel zeker vooraf in de draaiboeken moet zijn opgenomen geweest. Ik zag ook hoe politie en militairen binnen seconden het vak met andere hoogwaardigheidsbekleders afschermeden.”