„Pjotr, je mag douchen.” Een magere bleke jongen kijkt verschrikt op als zijn naam wordt geroepen. Dan staat hij op en loopt rustig naar beneden om zich te douchen en schone kleren aan te trekken. Met een glimlach komt hij tien minuten later weer boven, waarna de volgende naam wordt geroepen. Starend naar de televisie, een kop verse koffie in de hand, wachten de aanwezigen geduldig op hun beurt.
Pjotr is een van de cliënten van AMOC, een inloophuis voor Europese daklozen en verslaafden aan de Stadhouderskade in Amsterdam. Vanwege de open grenzen neemt het aantal Europese burgers dat een beroep doet op Nederlandse zorginstellingen verder toe. Als zij niet voldoen aan de voorwaarden van de EU (zie inzet), is hun verblijf onrechtmatig. Ze mogen als EU-burger echter niet het land uit worden gezet. Tegelijkertijd is het volgens de Nederlandse vreemdelingenwet verboden om hen op te vangen, of zorg te geven. „Terwijl die zorg wel nodig is”, zegt Aki Herlyn, teamleider van het inloophuis, dat onderdeel vormt van maatschappelijke organisatie de Regenboog Groep. De afgelopen vijf weken alleen al heeft AMOC 74 nieuwe cliënten uit EU-landen ingeschreven.
Hun toestroom brengt gemeenten en zorginstellingen in een lastige positie, zonder dat zicht is op een oplossing. Zij worden geacht de vreemdelingenwet te respecteren, die hen verbiedt mensen te helpen die onrechtmatig in Nederland verblijven. Anderzijds hebben zij te maken met een groeiende groep onverzekerde Europeanen met behoefte aan zorg. In een brief aan staatssecretaris Albayrak van Justitie (PvdA) en de staatssecretaris van Volksgezondheid Bussemaker (PvdA), drongen de vier grote steden in november aan op oplossingen op Europees niveau. Ze pleitten ervoor om landen waar veel zorg wordt geboden aan mensen uit andere lidstaten financieel te compenseren. Ook willen zij dat Brussel zich inzet om de toegang tot goede gezondheidszorg in alle lidstaten te verbeteren. In een reactie zeiden de staatssecretarissen dat afspraken op Europees niveau „volstrekt onhaalbaar zijn”. Lidstaten zouden dit probleem op nationaal niveau op moeten lossen.
Dagelijks komen er tussen de zestig en negentig mensen bij AMOC om te douchen, te eten, te praten met een maatschappelijk werker of om drugs te gebruiken in de gebruikersruimte. Hun verhalen lopen uiteen. Sommigen waren in eigen land al verslaafd of dakloos. Ze schamen zich en willen uit beeld van hun familie verdwijnen. Weer anderen worden gezocht door justitie en zijn op de vlucht. De medewerkers van AMOC proberen de cliënten er vaak van te overtuigen terug te gaan naar hun eigen land. „We hebben goede contacten met instellingen in hun landen van herkomst. Maar als ze niet terug willen, helpen we ze hier. Je kunt ze niet dwingen.”
Ondanks het gebrek aan toegang tot opvang en reguliere medische zorg, vinden de cliënten het goed toeven in Amsterdam. „Hier word je tenminste als mens behandeld als je op straat leeft en drugs gebruikt.” Dan (54) is sinds vijfentwintig jaar verslaafd aan speed en verblijft liever in Amsterdam dan in thuisland Zweden. „Daar is het veel grimmiger op straat en de mensen kijken je met minachting aan.” Ook Sharm (27), afkomstig van het Caribische eiland Sante Lucia, is graag in Nederland. Zijn vader komt uit Martinique en daarom kon Sharm met een Frans paspoort naar Europa komen. In Frankrijk voelde hij zich gediscrimineerd. „Mensen in Amsterdam zijn vriendelijker, ze lachen naar me. Hier maakt het niet uit dat ik zwart ben.” Sharm is op zoek naar werk en wil het geld dat hij verdient naar zijn familie sturen.
Cliënten met ernstige psychische problemen worden doorverwezen naar Arkin, een GGZ-instelling die aan een wisselende groep van zo’n tweehonderd onverzekerde Europeanen psychische en verslavingszorg verleent. Bestuurslid Petra van Dam legt uit dat het er ook als iemand verzekerd is niet altijd eenvoudiger op wordt. Er is op Europees niveau weliswaar een afspraak dat verzekerde EU-burgers ook in andere landen zorg krijgen, in de praktijk blijkt het moeilijk. „Cliënten zijn vaak erg in de war. Als iemand niet eens weet waar hij vandaan komt, kun je onmogelijk achterhalen of en waar zo iemand verzekerd is.”
Naast het verlenen van zorg in de eigen klinieken spant Arkin, samen met de GGD, zich ook in om cliënten te repatriëren. „Als we zeker weten dat ze in eigen land terecht kunnen bij familie of instellingen, begeleiden wij ze naar huis.” Jaarlijks kost de zorg aan deze groep Arkin een half miljoen euro, geld dat door geen enkele verzekering wordt vergoed.
Europa moet volgens Van Dam gezamenlijk beleid ontwikkelen waarbij ieder land ervoor zorgt dat de ziektekosten voor de eigen inwoners worden betaald. „Als wij dan aan een Pool zorg verlenen, kan de rekening gewoon naar Polen worden gestuurd.” Ook Aki Herlyn vindt dat de EU verantwoordelijkheid heeft. „Europa werkt samen op allerlei terreinen. Het moet toch ook mogelijk zijn om een gezamenlijk gezondheidsbeleid op te zetten dat alle inwoners minimale toegang tot zorg verschaft.”