Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Boeken

Half slordig, maar o zo warm en to the point

De Belgische Kitty Crowther gaat in haar kinderboeken moeilijke onderwerpen niet uit de weg. Volgens de jury werkt ze daarmee in de geest van Astrid Lindgren.

„Goede literatuur geeft het kind een plaats in de wereld en de wereld een plaats in het kind.” Die uitspraak kenmerkt de in 2002 gestorven Zweedse schrijfster Astrid Lindgren. Ze was niet alleen de geestelijke moeder van de door feministen omarmde Pippie Langkous, maar ook van meer genuanceerde verhalen waarin algemeen menselijke waarden centraal staan. In boeken als Ronja de Roversdochter, Mio mijn Mio en De gebroeders Leeuwenhart gaat het over vrijheid, zelfstandigheid, tolerantie, moed en zelfs de dood. Lindgren streed voor verdraagzaamheid, zonder ooit moralistisch te worden. Haar kracht lag in haar relativerende humor.

Na haar dood stelde de Zweedse regering de Astrid Lindgren Memorial Award in, een jaarlijkse prijs voor schrijvers of illustratoren van kinder- en jeugdboeken, vertellers of leesbevorderaars van over de hele wereld. Het belangrijkste criterium is dat de winnaar het gedachtegoed van Astrid Lindgren uitdraagt.

Gisteren werd in Vimmerby, de geboorteplaats van Astrid Lindgren, de winnaar van 2010 bekendgemaakt. Het werd niet een eminence-grise – waarvan er vele genomineerd waren – maar de 39-jarige Belgische Kitty Crowther. Crowther, kind van een Engelse vader en een Zweedse moeder, groeide op in Brussel, waar ze werd opgeleid als illustrator. Ze illustreerde onder meer werk van Bart Moeyaert en dierenverhalen van Toon Tellegen. Vaak schrijft ze haar verhalen zelf. Boeken als Mijn vriend Jim (1996) hebben een bijna minimalistisch woordgebruik dat vergezeld gaat van even minimalistische tekeningen: in enkele lijnen dringt Crowther tot de kern van de zaak door. „Ze kan als geen ander in een paar lijnen een sfeer oproepen”, aldus het juryrapport.

In een interview met de Zweedse krant Dagens Nyheter benadrukt voorzitter Larry Lempert dat één van de overwegingen van de jury was dat Kitty Crowther een meester is in het op lichte wijze bespreekbaar maken van moeilijke onderwerpen voor zeer jonge kinderen. Hij doelt daarbij onder meer op Kleine dood en het meisje, dat in 2004 in Nederland bij Querido uitkwam en prachtig vertaald werd door Jacques Dohmen. Hierin sluit een meisje, Lidewijde, vriendschap met de dood die haar komt halen. Het onvermijdelijke wordt zeer subtiel gerelativeerd en daardoor bijna mooi. „Voor mij is het een oproep tot positief denken in een maatschappij waarin angst en negativisme zo alomtegenwoordig zijn”, schreef een lezeres over Kleine dood en het meisje.

Beeldend zijn de boeken van Crowther zeer sterk. Misschien komt dat doordat ze als kind een gehoorstoornis had en pas laat leerde praten. Lange tijd waren tekeningen haar belangrijkste communicatiemiddel. Hoe dan ook, Crowther doet geen moeite om door een artistieke of originele vormgeving indruk te maken. Integendeel, het lijkt alsof ze soms maar wat frommelt. Daarbij refereert ze aan bestaande beelden (de dood is bijvoorbeeld gehuld in een zwarte mantel en haalt je in een roeibootje). Ze werkt met clichés die ze een eigen humoristisch of ontroerend tintje geeft en die daardoor heel direct werken. Daarmee onderscheidt Crowther zich van de op dit moment zo succesvolle, typisch ‘Belgische’ stijl van illustreren van een Klaas Verplancke of Carll Cneut, die doorwrochte, min of meer surrealistische, altijd artistieke taferelen maken.

Crowther is veel kindgerichter. Ze sluit eigenlijk meer aan bij de Britse stijl van een Quentin Blake of bij een Maurice Sendak (Max en de Maximonsters). Half slordig, maar o zo warm en to the point. Geestig bovendien! Een mooie keuze, als het om het gedachtegoed van Astrid Lindgren gaat.