Karlijn van Houwelingen
Praten over financiële problemen is misschien wel moeilijker dan vertellen dat je homoseksueel bent, zegt Jeanine Schreurs, onderzoeker aan de Universiteit Maastricht. Schreurs deed promotieonderzoek naar de wijze waarop minder consumeren kan bijdragen aan een duurzame samenleving. Daarvoor sprak zij urenlang met vijftien ‘consuminderaars’, die vrijwillig of gedwongen leven met minder geld.
Alle deelnemers gingen er minimaal 25 procent op achteruit. Een advocaat hield van de maandelijkse 6.000 euro nog 4.000 over, terwijl een werkloze moest rondkomen van 200 euro per maand. Maar hoeveel ze ook overhielden, ze maakten allemaal hetzelfde door, zegt Schreurs. „De ervaring heeft hen verrijkt.”
Het moment dat een consuminderaar zijn of haar inkomensverlies onthult noemt u ‘uit de kast komen’. Is het echt zo moeilijk?
„Ja. Er heerst een taboe op leven met minder geld. Daar praat je niet over. Deelnemers aan mijn onderzoek schaamden zich en voelden zich mislukt. Hoewel de meeste respondenten uiteindelijk wel gesteund werden, kregen ze aanvankelijk allemaal te maken met verwijten. Vooral mensen die zelf besluiten het met wat minder te doen, krijgen veel negativiteit en onbegrip over zich heen. Er heerst grote druk om mee te doen aan de work-and-spend-cyclus.”
Welk patroon heeft u ontdekt?
„Wie inkomen verliest, is als een bang hert dat midden op de weg stopt voor een auto. Mensen zijn dan niet in staat om actie te ondernemen. Op een gegeven moment zien downshifters de realiteit onder ogen en proberen ze inzicht te krijgen in hun financiële situatie. Die houden ze dan nog altijd geheim. Ze verzinnen smoezen om niet naar feestjes te gaan en geen cadeaus te hoeven kopen. Daarna volgt de coming-out. Mensen passen zich aan, zoeken manieren om goedkoper te leven en vinden een nieuwe positie in hun sociale omgeving.”
Wat verandert er allemaal bij een lager inkomen?
„Mensen gaan niet alleen bewuster om met geld, ze leren ook nieuwe dingen. Koken met restjes bijvoorbeeld, eigen voedsel verbouwen, of zelf het huis onderhouden. Hun sociale positie verandert, bijvoorbeeld doordat ze in een nieuwe buurt wonen, niet langer meepraten over vakanties en niet meer meedoen aan etentjes. Allemaal noemden de respondenten een kritischere houding naar consumptie. Een meerderheid ging meer vrijwilligerswerk doen. Al die veranderingen leidden uiteindelijk tot een nieuw zelfbeeld en vaak tot positieve ervaringen.”
Positief?
„Natuurlijk zegt niemand: ‘ik ben zó blij dat ik 2.000 euro minder per maand heb’ of ‘gelukkig leef ik van 15 euro per week’. Maar wel positief is dat iemand overleeft en sterker en onafhankelijker wordt. De ervaringen bevorderen wijsheid, levensgeluk en zelfrespect. Ze vertellen dat ze het belang van materieel bezit zijn gaan relativeren en dat hun relaties echter en hechter zijn geworden.”
Hoe kan dat?
„Mensen geven gedachteloos geld uit en zien het leven als vanzelfsprekend. Ze twijfelen er niet aan dat ze steeds meer gaan verdienen en zullen stijgen op de sociale ladder. Als dat anders uitpakt, dwingt dat tot reflectie. Geld is een middel om je leven te organiseren. Met minder geld moet je dus ook nadenken over die organisatie, over wat je belangrijk vindt. De vanzelfsprekendheid verdwijnt en dat ervaren mensen als prettig. Ze vertellen dat ze meer zijn gaan waarderen wat ze wél hebben.”
Een aanklacht tegen de consumptiemaatschappij?
„Ja, zeker. Veel mensen zeiden: ‘we worden gepusht tot kopen. Dat gaat ten koste van wat werkelijk belangrijk is in het leven’.”
Geldt dat echt voor iedereen?
„Geen van mijn respondenten had last van een gedragsprobleem, zoals een gokverslaving. In zo’n geval is het veranderingsproces gecompliceerder. Het tempo is ook niet bij iedereen hetzelfde. Verder kunnen Nederlanders terugvallen op een sterk sociaal vangnet. In landen met dezelfde consumptiedrang, maar minder sociale zekerheid zou dat weleens anders kunnen zijn. Dat wil ik nog verder onderzoeken.”