„Een radicale communist.” Zo noemde de Amerikaanse Republikein Alan Keyes president Barack Obama in februari dit jaar. Aanleiding was Obama’s plan het Amerikaanse zorgstelsel te hervormen, om voor 47 miljoen onverzekerden een vangnet te creëren. Veel Amerikanen vrezen een te sterke overheid en zetten zich schrap tegen deze ‘socialistische’ maatregelen.
In werkelijkheid is de verzorgingsstaat geen links idee, maar een uitvinding van de conservatief Otto von Bismarck. Hij was tussen 1871 en 1890 rijkskanselier van het Duitse Rijk, dat zich toen nog uitstrekte over grote delen van het huidige Polen en de Baltische staten. Waarom deze conservatieve staatsman in de jaren tachtig van de negentiende eeuw ’s werelds eerste sociale verzekering introduceerde? Als anti-socialistische maatregel.
Bismarck was een protestantse conservatief. Socialisten, liberalen en democraten waren zijn vijanden. Hij was Godvrezend, strak in de leer, en hechtte aan plicht, orde en dienstbaarheid. Maar hij was niet altijd principieel. Bismarck was meester van de Realpolitik: een pragmatisch beleid, waarbij hij per situatie inschatte wat voor hem de meest gunstige koers was.
Onder Bismarck maakte het Duitse Rijk een snelle industrialisatie door. En in de groeiende arbeidersklasse ontkiemde, net als in Groot-Brittannië en Frankrijk, het socialisme, gevoed door slechte arbeidsomstandigheden, lange werkweken en lage lonen. Het socialistische aandeel in de Reichstag, de Duitse volksvertegenwoordiging, groeide. Vooral nadat de arbeiders zich in 1875 organiseerden in de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Hadden de socialisten in 1874 nog negen zetels, in 1877 waren het er al twaalf. Tot Bismarcks grote ongenoegen.
De rijkskanselier vond de groei van het socialisme een gevaar. Hij keek met angst naar de bloedige opstand van de socialistische Commune in Parijs in 1871. Toen de socialistische volksvertegenwoordiger August Bebel in de Reichstag vol lof sprak over deze opstand, bevestigde dit voor Bismarck dat de socialisten maar uit op één ding uit waren: revolutie. Deze „moordenaars en opstokers” moesten gestopt worden om het voortbestaan van het Duitse Rijk veilig te stellen.
Realpoliticus Bismarck bedacht een tweeledig plan, dat later door historicus David Blackbourn, professor aan Harvard University, „de wortel” en „de stok” werd genoemd. De stok waren de zogenaamde antisocialistische wetten, waarmee Bismarck openlijk zijn afkeer van de arbeidersbeweging liet blijken. Deze radicale onderdrukkingswetten waren van 1878 tot 1890 van kracht en verboden socialistische organisaties, bijeenkomsten en kranten. Binnen een jaar werden zo’n 217 verenigingen, 127 kranten en 278 andere drukwerken illegaal verklaard. Om de ‘Reichsfeinden’ aan deze regels te houden werd militair ingrijpen niet geschuwd. Deze negatieve ‘Repressiv-politik’ combineerde Bismarck met positieve ‘Strukturpolitik’: de wortel. Hij ontwierp sociale wetgeving. Die moest de arbeiders aan de staat binden, om de socialisten de wind uit de zeilen te nemen.
Om de arbeiders aan de staat te binden wilde Bismarck per se dat de sociale verzekeringen door staatsgeld gefinancierd zouden worden. De arbeiders mochten geen extra kosten hebben. „Want”, redeneerde Bismarck, „arbeiders, die geen gebruik maken van de verzekering, zullen een premie zien als een belasting die hen opgedrongen wordt door de hebzuchtige staat, die zij dus voor niets dankbaar hoeven te zijn.”
Bovendien wilde Bismarck een centraal georganiseerd zorgstelsel, om de arbeiders in de praktijk de goedheid van de staat te laten ervaren. Bismarck keek deze bindingstactiek af van de Franse Napoleon III. Hij vertelde de Reichstag dat „de verbintenis van de meeste Fransen met de overheid vooral komt omdat de Fransen staatsgepensioneerd zijn”.
De Duitse volksvertegenwoordiging was echter niet zo te spreken over ’s werelds eerste sociale verzekeringsstelsel. Bismarck kreeg, net als Obama nu, veel kritiek van met name de liberalen. Die noemde de maatregelen een „onaanvaardbaar staatssocialisme”. En zelfs de SPD was tegen. De socialisten stemden namelijk principieel tegen Bismarcks plannen zolang de antisocialistische wetten van kracht bleven. Om toch een meerderheid van de volksvertegenwoordiging over te halen voor zijn plannen te stemmen, benadrukte Bismarck twee andere pluspunten van de verzorgingsstaat.
Allereerst was in het Duitse Rijk 63 procent van de inwoners, waaronder Bismarck, protestants. Die meerderheid sprak de Godvrezende Bismarck dus aan op hun morele plicht de minderbedeelden in de samenleving te helpen.
Daarnaast benadrukte Bismarck het economisch belang van zijn verzekeringssysteem. Gezondere arbeidskrachten zouden de industrie kunnen helpen uit de economische depressie van 1880 te komen. Zowel industriële als commerciële partijen zagen daardoor wel iets in het plan. Bovendien benadrukte Bismarck dat de kosten van de sociale wetgeving deels gecompenseerd zouden worden door verminderde militaire uitgaven. De tevreden arbeiders zouden namelijk niet meer staken, dus kon het leger haar oproertroepen stallen.
En dus werd in 1883 de eerste ziektewet aangenomen, waardoor arbeiders deels doorbetaald werden als ze langer dan drie dagen ziek waren. De wet was niet geheel zoals Bismarck had ontworpen, want de staat betaalde niet mee. In plaats daarvan waren de kosten voor tweederde voor de arbeiders, en een derde voor de werkgevers. De verzekering was verplicht voor alle industriële werkers, en hun bijdrage was afhankelijk van het inkomen. Dit systeem wordt nog steeds het Bismarkische verzekeringsmodel genoemd, hoewel Bismarck er dus niet geheel achter stond. In 1884 volgde de ongevallenwet, en pas in 1889 kreeg Bismarck echt zijn zin met de arbeidsongeschiktheid- en algemene ouderdomswet. De Duitse staat betaalde mee aan elke uitkering en pensioen, en de overige kosten werden eerlijk verdeeld tussen werkgever en werknemer.
In 1914 waren 15 miljoen Duitsers verzekerd tegen ziekte, 28 miljoen tegen ongevallen, en 1 miljoen mensen ontvingen een AOW uitkering. De gemiddelde levensverwachting steeg langzaam. Andere landen begonnen het systeem over te nemen. Tussen 1893 en 1905 voerden de Fransen een vorm van sociale verzekering in, al was deze niet verplicht. En in 1901 werd ook in Nederland de eerste sociale verzekeringswet aangenomen: de Ongevallenwet.
Toch bereikte Bismarck niet het doel waartoe hij het stelsel ontwierp: het uitroeien van het socialisme. De arbeiders bleven sceptisch tegenover een overheid die hen enerzijds paaide met sociale bijstand en anderzijds strenge antisocialistische wetten hanteerde. „Zuckerbrot und Peitsche” noemde ze het: suikerbrood en zweepslagen. Bismarcks sociale wetgeving veranderde bovendien niets aan de problemen die hen in het dagelijks leven bezig hielden: lange werkdagen onder slechte omstandigheden en lage lonen. Omdat Bismarck weigerde hier iets aan te doen waren zijn plannen gedoemd te mislukken.
Bismarcks falen wordt bewezen door de verkiezingscijfers van de jaren na de opheffing van de antisocialistische wetten in 1890. De socialisten kwamen sterker terug dan ooit. In 1912 was de SPD de grootste partij in de Reichstag geworden, met 110 zetels en bijna 35 procent van de stemmen. 4.2 miljoen Duitsers stemden op de socialisten.
In de Verenigde Staten heeft Obama nog een lange weg te gaan voor hij een meerderheid van de volksvertegenwoordiging voor zijn plannen zal winnen. Niet alleen vanuit de Republikeinse hoek komt kritiek. Zijn progressieve partijgenoten vrezen dat hij het plan te veel zal compenseren om een deal met de conservatieven te sluiten.
Net als Bismarck zit Obama dus tussen twee kampen.