Ze vormen het cement tussen de stenen. Bureauredacteuren die op een krant of bij een tijdschrift ervoor zorgen dat anderen kunnen gloriëren.
Die anderen zijn flamboyante en ook wat minder flitsende journalisten en columnisten die met hun bijdragen de krant vullen. Zo’n bureauredacteur bij NRC Handelsblad was de stille werker Markus Meulmeester, die vorige week op 62-jarige leeftijd onverwachts is overleden. Hij was per 1 juni van dit jaar met de vut gegaan. Hij beschouwde dat zelf als het startsein van een nieuw begin. En verraste en ontroerde zijn collega’s met een volledig geïmproviseerde speech, waaruit een groot retorisch vermogen bleek.
Markus Meulmeester, een alleenstaande man, ging zijn eigen onopvallende gang. Trouw aan zijn werk las en redigeerde hij met plichtsgevoel andermans stukken. Met een onuitbundigheid die praktische voordelen kon hebben. Doordat hij in de euforie waarin een schrijvend redacteur kan verkeren nadat hij een schijnbaar geslaagd stuk heeft afgeleverd, net die ene nuchtere vraag kon stellen die onbeantwoord was gebleven. Met een zekere hardnekkigheid. „Maar..., maar...”, zei Meulmeester dan met enige nadruk – zonder zich te verliezen in emoties.
Al kon met name tegen ‘sluitingstijd’ van de krant zelfs van Meulmeester zich een licht gevoel van opwinding meester maken, wat tot uitdrukking kwam in termen als „hoppeta, hoppetee”.
In 1981 begon hij zijn werk bij NRC Handelsblad, na een reorganisatie bij dagblad Het Vaderland, die hij niet had willen meemaken – en gelijk had hij, want deze Haagse krant bleek niet meer van de ondergang te redden.
Meulmeester maakte omzwervingen op de redactie van NRC Handelsblad: van binnenland naar de weekeditie voor het buitenland, van het toenmalige supplement Agenda naar de mediaredactie en laatstelijk verzorgde hij mede de Achterpagina. Voor al die rubrieken nam hij ook zelf weleens de pen ter hand. In de jaren tachtig bijvoorbeeld voor de wekelijkse rubriek ‘Werkstad-Stadswerk’ die over Rotterdam handelde. In de openingszin van een van deze rubrieken, uit 1986, zat opgekropte ergernis: „Voor sommige mensen in het land bestaat Rotterdam niet.”
Want behalve de krant was Meulmeester vooral deze stad toegewijd. Hij was een vaste bezoeker van tal van culturele manifestaties – en mocht op minder gevorderde leeftijd ook graag café De Schouw frequenteren, zoals meer Rotterdamse journalisten.
Het liefst had hij meer tijd en ruimte gekregen om zelf artikelen voor de krant te schrijven. Het is er niet van gekomen – en hij was er zelf de man niet naar om die gelegenheid te nemen. De hoofdredactie besefte: voor een schrijvend journalist vind je zo een ander – een bureauredacteur is vaak onvervangbaar.