Brick Lane, het hart van de islamitische Bengaalse gemeenschap in het Londense East End, is tegenwoordig een populaire straat bij liefhebbers van het multiculturele Londen. Het wemelt er van de exotische eethuizen. Op zondagochtend kuieren velen er graag langs de grote vlooienmarkt. Met de grootst mogelijke vanzelfsprekendheid passeren blanke vrouwen met blote schouders donkere mannen met zilvergrijze baarden, op een paar passen achter zich gevolgd door hun gesluierde echtgenotes en dochters.
Halverwege Brick Lane staat de Jamme Mashid, de Vrijdagsmoskee, die in eerder eeuwen dienst deed als kerk voor Franse Hugenoten, Britse Methodisten en als synagoge voor de Oost-Europese joodse gemeenschap. Een symbool van het almaar wisselende karakter van East End maar ook van religieuze tolerantie.
Die verdraagzaamheid heeft echter zijn pieken en dalen gekend, weet Kenan Malik (1962), zoon van een Indiaas-Birmees immigrantenpaar en auteur van het in april van dit jaar verschenen boek From Fatwa to Jihad, the Rushdie Affair and its Legacy.
„Als we vroeger met de bus gingen, was het heel gewoon dat blanke mensen opstonden en ergens anders gingen zitten omdat ze zich niet met ons soort volk wilden mengen”, vertelt Malik onder het genot van een kop koffie in een café aan Brick Lane. In zijn schooltijd verstreek er bijna geen dag zonder vechtpartijen, waarbij hem steeds werd ingepeperd dat hij van Aziatische afkomst was en een bruine huidskleur had.
„Groot-Brittannië was in die tijd intens racistisch, niet te vergelijken met het land van nu”, zegt hij. „Op het eind van Brick Lane heb je een aantal flats. Die zijn relatief nieuw omdat de oude, waar Bengaalse immigranten woonden, in brand werden gestoken door racisten. Schuin tegenover dit café verkocht vroeger het extreemrechtse National Front zijn blaadjes. We hadden vaak vechtpartijen met die jongens. In die tijd was het nog heel riskant voor ons om zomaar een pub binnen te lopen. Dat kon je op klappen komen te staan.”
In een naburig park werd in 1978 een werknemer van een van de textielbedrijfjes vol uitgebuite buitenlandse werknemers, die hier toen in groten getale waren, doodgestoken. Racistische moorden waren toen geen uitzondering. „En als je slachtoffer van racisme was en naar de politie ging om te klagen, liep je kans dat de politie je arresteerde”, zegt Malik.
Malik, die als zevenjarige met zijn ouders uit India naar Groot-Brittannië kwam, heeft naam gemaakt als publicist en documentairemaker. Opgeleid als historicus en wetenschapsfilosoof, gaat zijn werk dikwijls over het multiculturalisme en racisme. Aanvankelijk was hij uitgesproken links maar door de Rushdie-affaire en de toenemende voorliefde van links voor het door hem verfoeide multiculturalisme, belandde hij geleidelijk steeds meer in het kamp van de klassieke liberalen. Het debat over deze kwesties kreeg een nieuwe impuls door zijn laatste boek.
Als student streefde Malik al in de jaren tachtig samen met andere jonge immigranten naar één doel: gelijke rechten. Om de islam, de godsdienst van zijn vader, gaf hij niets. Zijn generatie was seculier en voelde zich aangesproken door de klassieke Verlichtingsidealen van universele vrijheid en gelijkheid, die in theorie voor iedereen waren weggelegd in zijn nieuwe vaderland.
In 1984 trok hij langdurig in bij een Pakistaans gezin in het East End, dat voortdurend werd lastig gevallen door racistische blanke jongeren maar weigerde te verhuizen. Er vlogen regelmatig stenen door de ramen en ondanks herhaalde klachten deden lokale politici en de politie niets. De jonge Malik en zijn vrienden probeerden het gezin niet alleen moreel te steunen maar ook in te praten op buurtgenoten.
In diezelfde jaren tachtig kozen de Britse autoriteiten een heel andere weg. In reactie op een reeks etnisch getinte rellen in Londen en andere grote steden ontwikkelden stadsbestuurders een beleid dat na enige tijd bekend werd als het multiculturalisme. Ook de Britse regering nam dit beleid over.
Immigranten werden niet langer geacht zich te assimileren en op te gaan in de rest van de samenleving. In plaats daarvan kregen allerlei etnische groepen en andere minderheden fondsen om in eigen beheer te besteden. De nadruk kwam te liggen op het behoud van eigen cultuur en godsdienst.
„Toen ik opgroeide ging het erom dat je recht hebt op dezelfde wijze te worden behandeld als wie dan ook. Nu is het zo dat je het recht hebt anders te worden behandeld omdat je anders bent.”
De aanpak werkte in sommige opzichten. De rust keerde terug in de steden, maar de prijs was volgens Malik hoog. Zijn dit voorjaar verschenen boek is dan ook een aanklacht tegen het multiculturalisme.
Waarom was het multiculturalisme volgens u zo’n vergissing?
„Met een multicultureel beleid breng je mensen onder in etnische vakjes. Jij bent zwart, jij bent Chinees, jij bent Pakistaan of moslim en daarop baseer je je beleid. Daarmee ondermijn je juist het goede dat etnische diversiteit met zich meebrengt. Dan worden mensen slechts aangemoedigd zich als leden van een bepaalde etnische groep te zien.
„Diversiteit juich ik op zichzelf juist toe. De komst van migranten maakt een samenleving levendiger en kosmopolitisch. Uiteindelijk kun je dan samen een nieuwe gemeenschappelijke cultuur ontwikkelen. In dat opzicht is Groot-Brittannië trouwens al veel levendiger en meer kosmopolitisch geworden dan vijftig jaar geleden.”
Hoe werkt het multiculturele beleid dan in de praktijk?
„Neem Birmingham. In 1985 woedde er een grote rel in de arme wijk Handsworth. Zwarten, Aziaten en sommige blanken raakten samen slaags met de politie. In reactie daarop ontwikkelde de gemeente een multicultureel beleid. Het idee was minderheden meer bij het politieke proces te betrekken, het democratischer te maken. Er werden overkoepelende organisaties opgezet voor Afro-Caraïbische mensen, Bengalen, Chinezen en anderen, deels gebaseerd op hun etnische achtergrond en deels op hun geloof. In werkelijkheid was het allesbehalve democratisch. Ze gingen er ten onrechte van uit dat al deze groepen homogeen waren en met één stem spraken.”
Maar was dat een probleem?
„De ironie was dat het conflicten wekte tussen de verschillende groepen. Ze zagen zichzelf in toenemende mate als etnische groepen. Als je geld van de gemeente wilde, maakte je meer kans als vertegenwoordiger van een minderheid. Een Pakistaan werd door dit beleid steeds meer als een moslim behandeld. Ook anderen gingen zo iemand steeds meer als een moslim beschouwen. Alleen zo had je toegang tot macht en politieke invloed. Zo werd er als het ware een identiteit aan de mensen opgelegd via het beleid. ”
Op wat voor conflicten doelt u?
„In 2005 waren er weer rellen in Birmingham, ditmaal in de wijk Lozells. En toen stonden zwarten tegenover Aziaten, die elkaar de schuld gaven van hun problemen. Het was het multiculturele beleid dat tot een conflict tussen die groepen leidde.”
Waarom werd juist die moslimidentiteit zo aangemoedigd?
„In reactie op de rellen van de jaren tachtig gingen de lokale autoriteiten op zoek naar gematigde woordvoerders binnen de etnische groepen in de hoop de toestand daarmee te stabiliseren. Daarvoor benaderden ze vaak religieuze leiders in de plaatselijke moskee. In Bradford werd bij voorbeeld de Raad van Moskeeën opgericht door het gemeentebestuur. Dat bracht een kentering teweeg. Jongeren van mijn generatie waren heel seculier ingesteld. Wij waren fel tegen racisme maar ook tegen de macht van de oude religieuze autoriteiten. De lokale overheden gaven een nieuwe legitimiteit aan de religieuze leiders, doordat die macht en geld kregen.”
Kun je zeggen dat het multiculturalisme ook de oorsprong vormde van het radicalisme van veel jonge moslims?
„Wat je in de jaren tachtig zag was een generatie die de islam van hun ouders verwierp, die was getekend door tradities uit India en Pakistan. Het multiculturele beleid duwde hen terug in etnische en religieuze vakjes. Mensen werden plotseling door hun geloof gedefinieerd. Ze kregen een beperkte identiteit en zochten daarom een ander type islam. Een deel van de jongeren voelde zich aangetrokken tot de radicale Wahabi-variant. Soms met moderne trekken. Velen waren bijvoorbeeld voor de gelijkheid der seksen. Het is ook opvallend dat velen op de universiteit werden gerekruteerd, niet in moskeeën. Het waren mensen die cultureel niet meer wisten bij wie ze hoorden. Ze hadden de cultuur van hun ouders verworpen en er was geen geschikte Britse cultuur beschikbaar. Want de Britse samenleving verwierp dat idee, die verwachtte dat elke groep zijn eigen identiteit zou vormen. In de radicale islam vonden ze een nieuwe identiteit.”
Maar waarom lieten gematigde moslims zich zo de kaas van het brood eten?
„Omdat ze niet erg politiek georganiseerd zijn. De meeste moslims in dit land komen uit een traditie van de islam, die is gebaseerd op de weinig politieke leer van soefi’s. De radicale moslims zijn veel meer gepolitiseerd. Belangrijk was ook de oprichting van de Britse Moslim Raad (MCB) in 1997. Daarin wordt de dienst uitgemaakt door moslims die allerminst gematigd zijn. De Britse regering en de media behandelden hen echter als de stem van de Britse moslims. Het verschafte de MCB een mate van legitimiteit, die ze niet in andere landen genoten. En ook niet bij de Britse moslims zelf. De ene na de andere opiniepeiling geeft aan dat maar 5 procent van de Britse moslims denkt dat de MCB hen vertegenwoordigt.”
Is dat niet gemakzuchtig van de politici en de journalisten?
„Het is het gevolg van de gedachte dat alle moslims hetzelfde zijn. In 2006 zei premier Tony Blair tijdens een debat over de aanslagen door radicale moslims van een jaar eerder in Londen dat van hem niet verwacht kon worden dat hij de moslims in de wijken ging uitleggen dat zulk extremisme niet goed was voor de islam als geheel. Dat moest de MCB maar doen. Waarom? Waarom laat de regering dat over aan dergelijke instellingen? Moslims moeten worden behandeld als andere Britse onderdanen, als staatsburgers die toevallig moslim zijn. Je moet hen niet half los snijden van de rest van de samenleving.”
Een cruciale episode bij dit alles vormt volgens Malik de affaire rond het boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Rushdie is net als Malik geboren in India, geschoold in Groot-Brittannië en een toonbeeld van de seculiere immigrant. In zijn boek schopt Rushdie naar hartelust tegen heilige islamitische huisjes. De protesten in Engelse steden tegen het boek, eind jaren tachtig, in Bradford zelfs vergezeld van boekverbrandingen, waren de opmaat voor de fatwa van ayatollah Khomeini tegen Rushdie in februari 1989.
De kwestie vormde ook een godsgeschenk voor radicale moslims, die zich plotseling konden opwerpen als de ware vertegenwoordigers van alle Britse moslims. De Britse autoriteiten wisten zich niet goed raad met de situatie en probeerden de gevoelens van de moslims – of wat zij daarvoor hielden – zoveel mogelijk te ontzien. Het was in Maliks ogen het begin van een bedenkelijke afbrokkeling van de vrijheid van meningsuiting. Hij nam het in 1989, op een bijeenkomst op tien minuten lopen van Brick Lane, op voor Rushdie en voerde hartstochtelijke debatten met veel vrienden die het niet met hem eens waren.
Maar de ‘seculieren’ verloren snel terrein. Niet dat Rushdie’s boek verboden werd in Groot-Brittannië, maar het was in veel opzichten het einde van een tijdperk. Instemmend citeert Malik aan het einde van zijn boek de schrijver Hanif Kureishi, die opmerkte: ‘Niemand zou vandaag de ballen hebben De Duivelsverzen te schrijven, laat staan te publiceren. Wat er wordt geschreven is timide omdat schrijvers nu doodsbang zijn.’
Ook moslims voelen zich wel heel makkelijk gekrenkt tegenwoordig.
„We hebben een cultuur gecreëerd van grieven als een keurmerk voor identiteit. Iedereen identificeert zich met een bepaalde wrok. De radicale islam, die zich de moderne taal van identiteit en culturele verschillen heeft eigen gemaakt, past daar helemaal in. De schrijfster Monica Ali zegt het mooi: ‘we hebben een marktplaats voor grieven gecreëerd, waarbij iedereen aan van alles en nog wat aanstoot neemt’. Zo krijg je een samenleving waarbij elke groep andere groepen dingen wil verbieden, terwijl ze vinden dat ze zelf alles vrij moeten kunnen doen omdat het deel uitmaakt van hun cultuur. Kijk ook naar Nederland. Geert Wilders is er een klassiek voorbeeld van. Hij beschouwt zich als een martelaar voor de vrijheid van meningsuiting maar wil de Koran verbieden omdat die haat zou verspreiden.”
Toch raakt het een fundamenteel punt. Met al die verschillende culturen met hun eigen gevoeligheden kun je betogen dat er meer behoedzaamheid is geboden dan 30 tot 40 jaar geleden toen er minder diversiteit was.
„Daarmee ben ik het volkomen oneens. In een pluriforme samenleving is het onvermijdelijk en zelfs heel belangrijk om aanstoot te geven. In zo’n samenleving zullen er hoe dan ook allemaal conflicten zijn. Het is beter die in alle openheid op te lossen dan die te onderdrukken uit naam van respect en gevoeligheid. Zulke conflicten zijn ook belangrijk omdat ze de kiem van sociale veranderingen vormen. Neem de Rushdie-affaire. Noch Rushdie noch zijn critici sprak voor de moslimgemeenschap als geheel. Maar de zaak bracht wel veel debat op gang. Doordat veel liberalen zijn critici echter gingen zien als de authentieke moslims, die niet mochten worden beledigd, kregen progressieve stemmen uit de moslimgemeenschap zoals Salman Rushdie en Hanif Kureishi het moeilijk. Maar ook Monica Ali, die over Brick Lane schreef.”
Drie jaar geleden kwam een deel van de buurt in verzet tegen opnames voor de verfilming van Ali’s roman Brick Lane. De tegenstanders beschuldigden de schrijfster ervan de eer van de buurt en de Bengaalse gemeenschap te hebben bezoedeld met haar boek. Ali laat de hoofdfiguur, een jonge immigrante uit Bangladesh, namelijk een buitenechtelijke relatie aangaan met een jonge radicale moslim. De vrouw weigert aan het eind van de roman haar veel oudere echtgenoot te volgen, wanneer die terugkeert naar Bangladesh.
De affaire kreeg aandacht in de pers en de tegenstanders organiseerden een demonstratie tegen de filmopnames in Brick Lane. De bekende linkse intellectueel Germaine Greer mengde zich in de discussie. Ze nam het op voor de bewoners van Brick Lane, die volgens haar het morele recht hadden de filmmakers te weren. De filmmaatschappij wist genoeg en besloot de opnames elders te laten maken.
Einde van een verder niet belangrijke episode, leek het. Maar Malik ziet ook hier bedenkelijke kanten. Hij achterhaalde dat het protest door slechts een klein groepje werd geleid. De lokale bevolking voelde zich niet aangesproken door het protest en velen voelden eerder waardering voor Monica Ali. Toch kregen de luidruchtige tegenstanders hun zin.
Het is volgens Malik tekenend voor de manier waarop onverzoenlijke moslims steeds hun wil weten op te leggen aan een meerderheid in het land.
Maar het blijft een dunne lijn. De meeste mensen zullen het ermee eens zijn dat het niet beleefd is mensen voor het hoofd te stoten.
„Ik ben graag beleefd en beschaafd, maar het ligt werkelijk anders wanneer je uitkomt op: er zijn bepaalde dingen die niet mogen worden gezegd. Inzake de Rushdie-affaire maar ook de Deense spotprenten zeggen critici dikwijls, dat ze geen bezwaar hebben tegen kritiek op de islam. Waar ze bezwaar tegen maken is dat sommige kritiek te ver gaat. Maar waar trek je de lijn? Wat is legitieme kritiek en wat is laster? Aanhangers van die redenering hebben de neiging hun eigen machtsbasis te verdedigen en niet die van hun critici.”
Maar de vrijheid van meningsuiting is toch niet absoluut. Bepaalde dingen kun je niet zeggen, bijvoorbeeld zo maar brand roepen in een vol theater. Datzelfde kan je volhouden van uitspraken die mensen doen ontvlammen.
Malik veert op en roept fel: „Ik ben het fundamenteel oneens met de opmerking dat er bepaalde dingen zijn die men niet mag zeggen. Wat we het aanzetten tot haat noemen, is in de praktijk meestal niet meer dan aanstoot geven. Wat de een haat zaaien noemt, is voor de ander de vrijheid van meningsuiting. Het heeft weinig zin haat te verdrijven door censuur. Direct aansporen tot geweld is volgens mij iets anders. Dan hebben we het over daden. Er is een fundamenteel onderscheid tussen woord en daad. En dat begint te vervagen in de samenleving.”
Is de samenleving doorgeslagen met die cultuur van geen aanstoot geven?
„Absoluut. We leven in een samenleving waarin we hoe langer hoe meer beperkt worden in wat we kunnen zeggen of doen in de naam van respect voor tolerantie.”
U zelf erkent dat de Britten veel toleranter zijn geworden. Is dat niet toch ook te danken aan het multiculturalisme? Dat onderstreepte de verschillen in het land en hielp mensen daarmee vertrouwd te maken.
„Ik geloof niet dat het beleid daarbij heeft geholpen. Door verschillen te accentueren creëerden ze juist muren tussen de gemeenschappen en hielpen niet die weg te nemen. Het is niet het beleid dat Groot-Brittannië heeft getransformeerd, maar de sociale veranderingen onder de oppervlakte, zoals de economische welvaart van de jaren negentig. Bovendien groeit er nu een nieuwe generatie op, die gewend is aan de diversiteit en zich er bij op zijn gemak voelt.”
Getuigde het multiculturalisme van een zekere luiheid en een onwil om recht te doen aan de diversiteit binnen allerlei groepen?
„Het verraadt een gebrek aan zelfvertrouwen om de verschillende groepen in de samenleving te benaderen als inwoners van dezelfde natie. Ze besloten de makkelijke weg van het multiculturalisme te bewandelen en betalen daarvoor nu de prijs. Ze weten niet meer waar dit land voor staat en welke waarden het in ere houdt. Ik heb trouwens nooit geloofd in Britse waarden, ik geloof in universele waarden. Ik beschouw mezelf als een seculiere humanist.
„Helaas hebben politici het vertrouwen verloren dat ze mensen samen kunnen brengen onder de gemeenschappelijke seculiere waarden. Neem de protesten nu in Teheran. Die draaien om dezelfde klassieke waarden als hier in Londen. Westerse politici lezen moslims vaak de les over democratie, maar ze lijken er zelf vaak het vertrouwen in te hebben verloren. Dat beschouw ik als een fundamenteel gebrek.”
Recensie van ‘From Fatwa to Jihad’ op nrcboeken.nl