Politieke ambten vervul je om de publieke zaak te dienen. Je doet dat zolang je het vertrouwen geniet van de volksvertegenwoordiging. Tegen een redelijke vergoeding zodat je er niet bij hoeft te klussen. Zo zou het moeten zijn. Dit idee van eer en eenvoud is de laatste tijd onderhevig aan een aantal stevige misverstanden. Niet alleen in Noord-Holland.
Het provinciebestuur in Haarlem heeft deze week een paar stappen gezet die illustreren dat betrokkenen geen helder beeld hebben van de aard van het ambt dat zij uitoefenen. Eerst zeiden de op het oog verantwoordelijke gedeputeerde en de commissaris van de koningin dat zij niets fout hadden gedaan. Goed, er was bijna 100 miljoen zoekgeraakt, maar ja, de crisis, De Nederlandsche Bank, de regels.
Toen kwamen er hoorzittingen, anderhalve week geleden leidend tot het rapport van een commissie uit de Provinciale Staten. De ene gedeputeerde wist niet wat de andere deed, ambtenaren schoven zonder veel leiding met honderden miljoenen en niemand had de krant gelezen. Zelfs binnen dat naar binnen gekeerde universum waren de regels genegeerd.
Maandag debatteren Provinciale Staten over de zaak. Of het daarmee te maken heeft, wie zal het zeggen, maar deze week brak het licht der verantwoording door. De VVD-gedeputeerde van Financiën zei te willen opstappen. Zijn partijgenoot, die Verkeer doet, wilde solidair zijn. En toen vond de rest het kennelijk zielig en stapte ook op. Niemand had iets misdaan maar men wilde wel een ‘signaal’ afgeven.
Door met z’n zevenen tegelijk af te treden en vrijwel direct over een ‘doorstart’ te speculeren spraken betrokkenen zichzelf twee keer tegen. Iedereen is niemand. Bovendien ontlopen zij het afleggen van verantwoording waar het hoort, in de Statenvergadering. Maandag gaan zij daar als geïnteresseerde buitenstaander zitten filosoferen. Terwijl commissaris Borghouts, die niet aftrad, nog afschietbaar wild is.
De gedeputeerde of gedeputeerden die verantwoordelijk waren voor het debacle hadden direct na het ontdekken moeten aftreden. Het ambt verliest respect als zulke blunders er niet toe doen. Maar ook als het even duurde, dan was het uitkomen van het rapport hét moment om de eer aan zich te houden. Als de commissaris ergens over gaat, geldt dit ook hem, waar hij zijn hoge roeping ook aan ontleent.
Op verschillende plaatsen is gespeculeerd over de motieven van de gedeputeerden voor hun warrige optreden. Zij kunnen maandag niet naar huis worden gestuurd want dat zijn zij al. Een eventuele terugkeer in het college is makkelijker zonder motie van wantrouwen aan de broek. Het ‘signaal’ is even onbevredigend als het aftreden in 2006 van minister Donner (Justitie, CDA) vanwege de Schipholbrand, vóór de Kamer kon spreken, om niet veel later terug te keren op een ander ministerie.
De vertegenwoordigende politiek, en dit kabinet voorop, willen niks weten van vernieuwing van de democratische spelregels, maar openbaar bestuur en politiek zijn langzamerhand in een permanente crisis beland. Niet alleen zet het succes van de PVV druk op het bestel, ook in het lokaal bestuur is het goed mis. Minder spectaculair maar wel dichtbij huis.
Neem de oogst van de laatste weken. Donderdag stapten alle wethouders van Wageningen op omdat één een motie van wantrouwen opliep. Kennelijk naar Haarlem gekeken. Rotterdam verliest met de zijstap van gezinsactivist Leonard Geluk zijn vijfde wethouder tijdens deze collegeperiode. Het college van Deventer is uit elkaar gevallen na een mislukte motie van wantrouwen tegen twee wethouders - inzet het Huis van Deventer, een soort Stopera aan de IJssel.
De lijst is moeiteloos aan te vullen. De dualisering van het gemeente- en provinciebestel zou korte lontjes hebben aangemoedigd. En bestuurders hebben voortgebracht die minder geworteld zijn in de plaatselijke verhoudingen. Politiek bestuur is van een ambt een beroep geworden. Een misschien onvermijdelijke maar riskante ontwikkeling, zoals nu blijkt. Vooral als betrokkenen uitoefening van hun publieke ambt gaan zien als een interimmanagementklus.
In dit verband is het interessant te kijken naar de Beroepseer-beweging. Vorige week verscheen een bundel onder de titel Beroepstrots, een ongekende kracht. Het was een vervolg op het boek Beroepszeer, waarom Nederland niet goed werkt (2005). Daarin ging het over de knechting van professionals in de zorg, de politie, onderwijs en justitie, van hun werk gehouden door de wildgroei aan regels en prestatienormen. Het bureaucratisch bedrijfsmatig denken. Nu wilden de initiatiefnemers de analyse verdiepen én een aantal positieve voorbeelden geven.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken steunde deze studie, maar maakt geen merkbare vorderingen de essentie op andere ministeries over te dragen. De heersende cultuur in Den Haag is in wezen die van Paars III, lekker veel publieke taken verzelfstandigen en managerstaal op de publieke sfeer loslaten. Regeldruk verminderen ja, maar helder herdefiniëren wat echt publieke taken zijn, en wat niet, dat komt er nog niet van.
In de bundel ‘Beroepstrots’ wijst Dorien Pessers op de betekenis van ‘eer’ als „het verlangen boven je zelf uit te stijgen”. Anders gezegd: begrippen als eer en soberheid uit de kast halen. Is het een brug te ver dat ook te vragen van politieke ambtsdragers, zelfs als zij hun werk als een beroep zijn gaan zien?
Pessers constateerde in haar lezing voor de Raad voor het Openbaar Bestuur in 2006: „Met het gezonde verstand heeft het openbaar bestuur ook zijn goede trouw verloren.” Niemand wil dat het zo ver komt. Maar dan moeten we het wel weer eens worden over een paar basisregels bij de behartiging van de publieke zaak. In Haarlem begint maandag de victorie.