Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Het individualisme onderscheidt de liberalen van Wilders

Het neoliberalisme heeft respectabele wortels en de VVD moet zich onderscheiden door het beschermen van het recht van de enkeling tegenover het groepsdenken, de verbodscultuur en het paternalisme van de andere partijen en van het kabinet.

Koscielniak, Cyprian

Columnist bij Vrij Nederland en co-presentator van Met het oog op morgen (radio 1).

Er is een internationaal volkstribunaal aan de gang, niet alleen in contreien waar ze van oudsher dol zijn op volkstribunalen, maar ook, of juist in landen, die in de loop van eeuwen een rechtstatelijke traditie hebben opgebouwd. Verschillende en heel diverse aanklagers zijn sinds 2008 bezig de hoofdschuldige veroordeeld te krijgen, en de naam van die verdachte luidt: het neoliberalisme. Dat staat terecht, omdat het de enige echte schuldige zou zijn van de wereldwijde financiële crisis die in de herfst van het vorig jaar toesloeg. In één moeite door wordt het neoliberalisme ook verantwoordelijk gehouden voor de algemene economische crisis die erop volgde, de hebzucht en inhaligheid der mensheid, karakterzwakte in het algemeen en financieel egoïsme in het bijzonder.

Het is een bijzondere rechtszaak, want hier worden niet verschillende individuen gedaagd, zoals gebruikelijk in liberale rechtsstaten, maar een collectief, ja zelfs een gedachtengoed. In die zin doet de gang van zaken enigszins denken aan de monsterprocessen waarin de voormalige Sovjet-Unie excelleerde.

Mariëtte Hamer, fractievoorzitter van de PvdA, gaf vorige week in deze bijlage treffend uitdrukking aan het kwaad dat het neoliberalisme vertegenwoordigt: „Het neoliberalisme heeft het leven van mensen die het al moeilijk hebben, zwaarder gemaakt. (…). De overheid moet weer een hart krijgen. Daarmee beginnen we door definitief afscheid te nemen van het neoliberalisme.”

Wat een opmerkelijke visie op vragen van het hart: door definitief – lijkt mij daardoor nogal harteloos – afscheid te nemen van een ideeëngoed, verkrijgt de overheid juist een hart. Maar ideologieën hebben over het algemeen geen hart, net zo min als overheden. Het zijn – ik zeg het heel voorzichtig – geen zoogdierachtigen.

De aanklachten tegen het neoliberalisme, die vooral in Europa luid klinken, zijn nogal diffuus. Amerikanen hoor je eigenlijk nooit over ‘neoliberals’. Ook de compositietekening die van de voortvluchtige is gemaakt, blinkt niet uit in duidelijkheid. Wie of wat is toch dat neoliberalisme, is het erger dan het liberalisme, of toch een herneming van een in zichzelf al perfide ideeënwereld, zoals het neonazisme zich verhoudt tot het nazisme. En moet er dan geen datum worden geprikt voor een nieuw Neurenberg?

De beschuldigingen tegen het neoliberalisme en haar neoliberale trawanten ben ik vaker en eerder tegengekomen. Meestal werden ze geuit door geharde socialisten, die sowieso niets zagen in het kapitalisme of het liberale idee, en die, toen ze in de jaren 80 Margaret Thatcher, Ronald Reagan of zelfs Ruud Lubbers in het vizier kregen, hun algehele walging tot uitdrukking brachten door dat ‘neo’ voor het liberalisme te plakken. Daarmee, vonden ze, waren die aantijgingen ook meteen een afdoend bewezen feit. Frits Bolkestein heeft gelijk, toen hij in deze krant stelde dat ‘neoliberaal’ vooral een lichtzinnig gebruikt scheldwoord is.

Thatcher (conservatief), Lubbers (christendemocraat) en Reagan (Republican): het neoliberalisme moet wel paleisachtige proporties meten. Het gewone liberalisme, waarvan toch ook gezegd wordt dat het vele kamers kent, steekt daarbij af als een krap bemeten pensionnetje.

Het komt als een verrassing dat zo’n malafide ideologie nog heel achtenswaardige wortels kent. In 1938 werd de term gelanceerd door de Duitse econoom Alexander Rüstow, die duidelijk afstand wilde nemen van het negentiende- eeuwse laisser faire liberalisme, en zich tegelijkertijd verre wilde houden van verregaand overheidsingrijpen. Ik roep in herinnering dat op dat moment in Duitsland A. Hitler, en in de toenmalige Sovjet-Unie J. Stalin aan de macht waren – dictators die het staatsapparaat als hun persoonlijk eigendom beschouwden, bedoeld om hun totalitaire ideologie door te laten dringen tot in de diepste vezels van hun onderdanen.

Je kunt op een dergelijk moment in de geschiedenis met een slechter idee komen dan het neoliberale.

Frank Ankersmit, die in deze krant geageerd heeft tegen het wereldwijde neoliberalisme en daarbij Frits Bolkestein noemde als de prototypische Nederlandse zetbaas, moet als hoogleraar theoretische geschiedenis toch op de hoogte zijn van die alleszins respectabele oorsprong, maar ik ben het in geen van zijn krantenartikelen tegengekomen.

Dan speelt er nog de volgende, typisch Nederlandse kwestie: hoe komt het, dat het verwijt van het neoliberalisme wel de VVD achtervolgt, maar kennelijk geen schade toebrengt aan D66, dat, althans in de peilingen, aan een wonderbaarlijke, want seculiere wederopstanding is begonnen?

Het zou kunnen dat D66 zich adequaat heeft ingedekt tegen de ‘harde kanten’ van het liberalisme door zich te afficheren als een links- of sociaal liberale partij. Maar het interessante is dat D66 over de meeste economische kwesties niet zo sterk verschilt van de VVD. Daarin is ze net zo liberaal, of (neo)liberaal als de Volkspartij. Vooral in immateriële zaken laat D66 haar ‘linkse’ of ‘sociale’ gezicht zien. Maar dat is geen bewijs voor haar afstand tot het neoliberalisme, dat zeker in haar libertaristische vorm nog wel een stapje verder gaat dan Het Redelijke Alternatief.

Het lijkt me dat de VVD hier de hand in eigen boezem moet steken. Het blijft voor mij een raadsel, waarom de VVD er niet in slaagt een consequente, liberale oppositie te voeren tegen haar voormalige Kamerlid Geert Wilders. Die man heeft het begrip Vrijheid gekaapt, zelfs tot in zijn partijnaam aan toe, om vervolgens een programma te ontwikkelen dat uitsluitend is gericht op het grote Verbieden.

Verbod op de Koran, verbod op de immigratie van moslims naar ons land.

Het eerste idee is een hoofdzonde tegen de vrijheid van meningsuiting, het tweede voorstel puur discriminatoir, en in strijd met de individuele beginselen die elke rechtgeaarde liberaal hoort te koesteren. Hoe moeilijk kan het voor de VVD zijn zich te distantiëren van dit warrige groepsdenken, dat veel meer inspiratie put uit het communitarisme dan uit het liberalisme? Je kunt je nog voorstellen dat een partij zegt: we willen die en die mijnheer of mevrouw niet binnen onze landsgrenzen hebben, vanwege bewezen gevaar in woord en daad, maar de gedachte een hele groep categorisch te weigeren, enkel en alleen op grond van een geloof, is anathema binnen het liberalisme.

Het is sowieso onheilspellend, dat mensen als Geert Wilders en Rita Verdonk, die nooit de indruk hebben gewekt ook maar één letter te hebben gelezen of begrepen van liberale aartsvader John Stuart Mill, zolang konden gedijen binnen de VVD-fractie. Ik denk dat hier het brede Volksdenken de VVD parten heeft gespeeld. Nogmaals, het huis van het liberalisme kent vele kamers, van links tot gematigd en verlicht conservatief, maar een anti-liberale stroming moet je niet als huurder in dat huis willen hebben, laat staan vol pension aanbieden. Daar past afstand, ideologische distantie. Dan maar wat minder ‘volk’ in de partij.

De kern van het liberalisme wordt uitgemaakt door het individualisme, het idee dat het recht van de enkeling niet zomaar ondergeschikt kan worden gemaakt aan het nut van het algemeen. Vanwege dit beginsel staan liberalen op zijn minst argwanend tegenover het ‘groepsdenken’, of dat nu ten voor- of ten nadele van die groepen is. Ik bedoel daar het volgende mee: het is juist om de vrijheid van godsdienst te verdedigen, en dus ook van de islam, maar het is merkwaardig wanneer liberalen moslims gaan behandelen als een etnische minderheidsgroep, waar je dan weer voor kunt pleiten of zo je bedenkingen bij kan hebben.

Frits Bolkestein komt de eer toe begin jaren 90 te hebben gebroken met het denken in termen van ‘allochtonen’. Hij stelde zich de individuele burger voor, misschien een moslim, een Surinamer, een homoseksueel en misschien wel alle drie, en vroeg zich af wat voor zo iemand wel en wat niet toelaatbaar was binnen het Nederlandse rechtsysteem.

Die helderheid van denken heeft bij D66 altijd ontbroken. Die partij is in de jaren 80 en vooral 90 meegegaan in het populaire groepsdenken over allochtonen. Een gunstige uitzondering moet worden gemaakt voor de inmiddels overleden staatssecretaris Aad Nuis, met zijn cultuurnota ‘Pantser of Ruggengraat’. Maar oud-minister Roger van Boxtel toonde zich bij uitstek de beschermheer van ‘allochtone groepen’, waarschijnlijk omdat de Democraten dachten dat zoiets links was of in ieder geval toch sociaal. Quod non. Het is net zo absurd ‘allochtonen’ te willen beschermen als alle moslims te willen weren. Ook Alexander Pechthold, die zo succesvol opereert in zijn oppositie tegen Wilders, loopt telkens het risico tegen de laatste te ageren, terwijl hij het allochtonen-denken voor lief neemt.

Voor mij was dat begin jaren 90 reden niet langer op D66 te stemmen, maar over te stappen naar de VVD. Ik heb zo mijn bedenkingen bij het afleveren van rechten per strekkende meters. Later, onder Jozias van Aartsen, leek de lijn Bolkestein voortgezet te worden, maar sinds enkele jaren oogt de Volkspartij als een verward en vooral angstig gezelschap, dat maar niet kan kiezen tussen liberalisme of conservatisme. Ik zie dat zonder enige vorm van leedvermaak aan, want ik wil mijn stem graag weer op de VVD kunnen uitbrengen.

Dat brengt me op het tweede verwijt dat Frank Ankersmit de VVD (en het neoliberalisme) maakt. De partij zou het liberale pad verlaten hebben en zich zijn gaan plooien naar de ideeën van de neo’s, zoals die vanaf de jaren 50 in de Verenigde Staten te horen waren.

Het ingewikkelde is, dat in het neoconservatisme wel een duidelijke breuk aan te wijzen valt met het klassiek conservatisme, al was het maar vanwege het revolutionaire karakter van het neoconservatisme, dat op gespannen voet staat met de behoedzaamheid van haar ideologische voorgangers. Het is algemeen bekend dat een aantal neoconservatieve aartsvaders in Amerika een progressief, ja zelfs een trotskistisch verleden kent: de combinatie van revolutionaire daadkracht met een verheerlijking van aloude (gezins)waarden is en blijft een monstrum. Maar neoliberalen hebben nooit zo opzichtig met liberale principes gebroken. Deden ze dat wel, dan noemden ze zich ook prompt neoconservatieven. Het is nogal geforceerd dit het liberalisme te verwijten.

Van oudsher hebben liberalen zich sterk gemaakt voor het belang van de rechtsstaat: wat is des burgers, wat des staats, en in hoeverre mag en kan de overheid interveniëren in het leven van de individuele burger.

Op dit moment lijken de Nederlandse liberalen in verwarring, zowel D66 als de VVD. Ik vind het moeilijk hier een definitieve winnaar aan te wijzen.

Het voorstel van VVD-leider Mark Rutte om in het vervolg buschauffeurs met pepperspray uit te rusten, om zo mogelijke gewelddadigheden te kunnen keren, is op zijn zachtst gezegd onwijs. Het betekent concreet dat de staat zijn geweldsmonopolie uit handen geeft, en toevertrouwt aan een willekeurige burger, die daarvoor niet is opgeleid en bovendien ook niet het wettelijke gezag kent om mensen, al is het maar tijdelijk, blind te spuiten.

Hoe kan zo’n ondoordacht voorstel naar buiten komen? Is er dan niemand binnen de VVD die denkt: misschien moet er een politieagent mee op die bus?

Ja, dat kost geld, maar voorkomt een groter euvel: dat van de eigenrichting, van het niet gelegitimeerde geweld tegen de burger.

D66 worstelt op haar eigen, quasi linkse schuldbewuste manier. Ik heb de partij eigenlijk nauwelijks gehoord in de kwestie Tariq Ramadan of die van Ali Eddaoudi.

In beide zaken staat de vrijheid van mening van zowel Ramadan als Eddaoudi buiten kijf. Ze mogen vinden dat homoseksualiteit ‘een stoornis’ is, zoals Ramadan, en Eddaoudi mag Osama bin Laden voor een ‘idealist’ houden, of gehouden hebben, daar wil ik van af wezen.

Maar het breekt met alle liberale principes om deze mensen met overheidsgeld te ondersteunen. John Stuart Mill schrijft over de ‘individuele vrijheid van de burger’ die daarvan ook ‘de consequenties moet aanvaarden’. Ramadan mag een islamitisch theoloog zijn die binnen de islam nog heel wat opzien baart, voor de Nederlandse overheid, of de gemeente Rotterdam, is dat geen reden haar burgers op te zadelen met een islamitische ‘bruggenbouwer’ die betaald wordt uit overheidsgelden. Ik ben eigenlijk zo benieuwd of Rotterdammers die toevallig moslim zijn ook feitelijk veel heil ondervinden van de hun opgedrongen mentor. Worden de, op z’n zachtst gezegd niet erg toegankelijke geschriften van Ramadan massaal verslonden op Zuid? Of heeft het Rotterdamse gemeentebestuur in zijn welwillend paternalisme besloten dat alle moslims les moeten krijgen van de Leen van Dijke van de islam? (Voormalig Kamerlid van de RPF, vroeg zich af waarom „een homoseksueel beter zou zijn dan een dief”.) Is het dan niet raadzaam voor het christelijke deel van de Rotterdamse bevolking een orthodox protestantse adviseur in dienst te nemen, of een Vaticaan getrouwe katholiek?

Het liberale antwoord is simpel: nee, de overheid moet zich hier verre van houden. Zo ook kent het Nederlandse leger geen enkele staatsrechtelijke verplichting een aalmoezenier in dienst te nemen, die Bin Laden zo’n fijne idealist vond of vindt. De vrijheid van meningsuiting staat hier niet op het spel, maar het selectiebeleid bij Defensie en het gezonde verstand. Het lijkt wel of de ondoorzichtigheid van de economische crisis, die ons treft, vooral het liberale denken heeft aangetast. Ondertussen is dit wezenlijk onliberale kabinet bezig die ene na de andere overheidsinterventie door te voeren, die eerder gedragen lijkt door het idee van de almachtige, paternalistische staat, dan door wijs bestuur. Een klein, maar veelzeggend voorbeeld. De regering wil verbieden dat kredietinstanties reclame maken op de televisie: ze mogen dat vooral niet overdag, als de zon schijnt. Bij maanlicht schijnt het weer minder schadelijk te zijn. Het komt mij voodoo-achtig voor.

Wat is het idee? Dat burgers de financiële verleiding niet kunnen weerstaan, zeker niet in de middaguren, en dus tegen zichzelf beschermd moeten worden. Maar als die burger zo weinig handelingsbekwaam is, hoe zinvol is het dan nog te geloven in het algemeen kiesrecht? Mensen kunnen kennelijk geen ‘neen’ zeggen tegen een lening bij daglicht, maar worden geacht wel een afgewogen keuze te maken in het schemer van het stemhokje.

Dit is nu echt – ik gebruik het cliché niet graag – een hellend vlak. De enigen die zich met recht en reden tegen dat soort enormiteiten kunnen verzetten, zijn liberalen. Daarom, mijnheer, noem ik mij liberaal. En laat dat neo-, of links- of sociaal- maar weg.