Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

Politie, recht en criminaliteit

Mijn buurvrouw klikt bij Burgernet

Wie gewoon van A naar B wil, stuit op allerlei nieuwe veiligheidsinitiatieven.

Niet alleen de overheid, maar ook burgers en bedrijven houden je continu in de gaten.

Illustratie Sebe Emmelot
Illustratie Sebe Emmelot Emmelot, Sebe

Op zondagmiddag om 13.31 uur trek ik de voordeur achter me dicht om naar het voetbal te gaan. Op straat vertelt mijn buurvrouw me nog even dat ze zich heeft aangemeld bij Burgernet, een initiatief van de politie om burgers in te zetten bij de opsporing van strafbare feiten. De politie heeft op haar telefoon een bericht achtergelaten met het signalement van een man die twee auto’s heeft opengebroken. Wanneer mijn buurvrouw die man ziet, kan ze snel een nummer bellen, waarop de meldkamer de dichtstbijzijnde politieauto naar de locatie stuurt.

Van mijn huis tot de buurtwinkel waar ik nog een reep chocola wil kopen, word ik gadegeslagen door beveiligingscamera’s die mijn gezicht koppelen aan een databank met foto’s van recidivisten, waardoor ik binnen zestig seconden wordt vergeleken met duizenden personen. Het is dan 13.35 uur. Ik betreed de buurtwinkel. Die maakt op zijn beurt weer deel uit van het project Collectieve Winkelontzegging. Dat is een initiatief van winkeliers om op eigen gelegenheid overlast tegen te gaan. Wie ongewenst gedrag vertoont, wordt de toegang ontzegd tot alle ondernemingen die aan datzelfde project deelnemen. Je steelt bij de sigarenboer een Mars en mag daardoor bij de Hema niet meer naar binnen.

Inmiddels is het 13.41 uur. In het bezit van een reep chocola druk ik om 13.47 uur mijn ov-chipkaart tegen de scanner van het toegangspoortje in het metrostation. ‘Makkelijk, snel en veilig’, dat zijn de marketingtermen op de chipkaart. Aan de hand van een unieke identificatiecode worden al mijn reisbewegingen opgeslagen in een centrale databank. Op die manier ontstaat een compleet overzicht van de afstanden die ik afleg met metro, bus, tram en trein. Aangekomen in het voetbalstadion toon ik ten slotte mijn seizoenkaart aan de stewards die verantwoordelijk zijn voor de orde en veiligheid in het stadion en op de tribunes.

Het is 13.56 uur. In 25 minuten, van voordeur tot voetbalstadion, ben ik vijf compleet verschillende veiligheidsregimes gepasseerd. De suggestie wordt gewekt dat ik autonoom en frictieloos beweeg door de publieke ruimte. In werkelijkheid wordt deze ruimte bevolkt door zoveel verschillende veiligheidspraktijken dat elke openheid maar schijn is.

Meestal merkt het publiek niet veel van dit soort in anonimiteit verhulde veiligheidsregimes. Anders wordt het wanneer je ov-chipkaart is geblokkeerd, je gezichtskenmerken overeenkomen met informatie in het register van de winkeliersvereniging, of de stewards van het stadion zijn ingelicht over een nogal roerig voetbalverleden. Weliswaar kent ieder ‘eilandje’ zijn eigen waarden en principes, maar we moeten ons niet inbeelden dat deze veiligheidsregimes niets met elkaar van doen hebben. Mijn buurvrouw is als deelnemer aan Burgernet opeens een politieagent. En politie en winkeliers wisselen graag allerlei persoonlijke gegevens over en weer uit.

Het bonte stelsel veiligheidsregimes is ontstaan als een reactie op een toenemende bezorgdheid over de veiligheid in de publieke ruimte en een afnemend vertrouwen in het oplossend vermogen van de overheid. Met de stijging in welvaart en de steeds hoger wordende criminaliteitscijfers is de behoefte bij burgers en ondernemers toegenomen om zich tegen allerlei risico’s te beschermen.

Vanuit het idee dat criminaliteit te belangrijk is om alléén aan de politie over te laten, worden andere partijen dan de overheid verantwoordelijk gemaakt voor veiligheid. Deze strategie wordt ‘responsabilisering’ genoemd. In oppervlakkige lezingen van juristen en politici wordt deze strategie bijna kritiekloos omarmd.

Men ziet niet in dat ieder veiligheidsregime gepaard gaat met de afbakening van een nieuw territorium binnen de publieke ruimte, met eigen, nieuw uitgevonden gebruiksregels. Neem de Collectieve Winkelontzegging. Deze kan worden opgelegd voor zes maanden of voor één jaar. Winkeliers in Den Haag hebben al meer dan 1.000 ontzeggingen uitgedeeld. Niet alleen loopt de rechtsbescherming voor burgers hier via het burgerlijk recht, een procedure die met minder waarborgen is omkleed dan het strafrecht. Ook wordt mensen de toegang ontzegd tot grote delen van de binnenstad. Dat leidt tot de volgende belangrijke conclusie.

De bescherming van leven en goed is van oudsher in handen van de overheid. De publieke ruimte werd gebruikt om delen van de bevolking met elkaar te verbinden. Tegen burgers die ‘kwaad’ in de zin hadden, werd je door de overheid beschermd. Nu organiseren steeds meer burgers en ondernemingen hun veiligheid zélf. Winkelcentra, ‘bedrijfsgerichte gebiedsverbeteringsgebieden’ en beschermde woongebieden zijn de bekendste voorbeelden. Het gevolg is dat veiligheid mensen niet bindt, maar juist van elkaar scheidt.

De geboorte van die veiligheidsregimes is moeilijk terug te draaien. Maar de versplintering van de veiligheidszorg kan de overheid moeilijk onberoerd laten. Ze zou zich in ieder geval de vraag moeten stellen hoe de rechtspositie van burgers in het nieuwe veiligheidslandschap beter kan worden gewaarborgd en op welke wijze mensen nog in gelijke mate toegang kunnen krijgen tot veiligheid.

Marc Schuilenburg doceert aan de vakgroep Criminologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij publiceerde onder meer: ‘Mediapolis. Populaire cultuur en de stad’ (2007) en en het ‘Deleuze compendium’ (2009).