In de naam van Fiefie
Voor Ilja Leonard Pfeijffer
Wat moet je doen als mist het land aan het moddafukkin zicht onttrekt? Blaffen!
En wat moet je doen als de mist na een moddafukkin smeekbede optrekt? Blaffen!
Je moet blaffen omdat iedereen als een vuile hond tegen de zak met je landsbankipinpas schurkt,
klaarblijkelijk om je woohah te plezieren,
maar te bezeren als je meer morte dan vivere voor je ondervrager hurkt.
Kloekkloek gulpt een bekentenis uit je fai-fai-fikken zo in het sjabloon.
Cieli che feci mai?
Dagen van woesj, wonder en zing.
Te wapen – vergeet je bammetjes niet.
Defilibreer het doodgeboren lijk: de Nederlandse poëzie.
Wist je dat ’s lands meest gesubsidieerde dichters wekelijks samenkomen in een Amsterdamse tent genaamd Perdu?
Erik Jan Harmens
omdat vierkant o zo rond is
Voor Ilja Leonard Pfeijffer
zo ik begin wil ik nog één keer beginnen met zo
zoals toen dionysos eurytos met zijn thyrsos velde
of hekate klytios met flambouwen zengde
of hephaistos mimosa brandde
met een lepel van roodgloeiend staal
of met een steen athene de geile pallas verpletterde
verheft zich de zon dan?
als velden na het schroeien van juli
moeder aarde dwingen tot werpen
uit al haar oksels zweet de wijnrank
vastbesloten nauw en moederig komt het
baren, grommend uit haar springen
getooid met hoorns
niet per ongeluk sterk spreekt de modder de zotte
heerser
evenzeer teer een golf komt aan
(rollen)
bij het stemmen van de loop van een vuur
het is altijd paadje hoofd
vunzig het gunstigste onderscheiden, dorsten dat kun je
het is moeilijk, het geeft geur
(berige zeugen zijn niet te genieten: gezwollen kling)
zo ik verzamelen zou
aalgeer aanvijl haspelwerk
behoef diergelijk gepas
het schone van stof en klont, rijzende sterren van koorts
merveilleuses die oh, ah slaken
de gordel vlak onder de borsten gebonden
de dijbenen gronden in vet
dit is mijn sigaarvormig lichaam
het vlucht snorrend van de kachel vandaan
oh, val ik klierig van een klif
die vogels van gister die vloten moesten natuurlijk
vogels die floten zijn
het is nu vuriger menens
Saskia de Jong
Buurman & Buurman
Voor Ilja Leonard Pfeijffer
De overburen zwemmen in de zomeravond;
een lang souper vol speeches en geheimen.
Familieleden roken, tussen gangen door,
op het balkon. Samenzweerders. Liaisons.
Door onze spionnetjes kijken we toe
hoe ze langzaamaan in haaien veranderen,
loom cirkelende haaien in de achtertuinen
op zoek naar iemand om te verslinden.
Ik ken een vrouw die het benauwd krijgt
als ze naar een aquarium kijkt. Zo iemand
hoort niet thuis in dit gedicht. Kameleons
bijvoorbeeld wel, zandkleurige kameleons,
zo onbeweeglijk onder warme lampen dat
geen mens ze ziet. Zo hadden wij natuurlijk
ook – of juist Swarovskikristallen Bambi’s,
buurman. Lach en drink en brand en zing,
ajeto!
Ingmar Heytze