Daimler (Mercedez-Benz), BMW, Volkswagen en Porsche. Het zijn bedrijven die nog steeds het trotse industriële uithangbord vormen van Duitsland, Europa’s grootste economie. Uit recent onderzoek van de Duitse brancheorganisatie VDA blijkt dat één op de zeven werknemers van de totale Duitse beroepsbevolking direct of indirect betrokken is bij de auto-industrie.
Daimler, een van de belangrijke iconen van de Duitse industrie, kan met 95.000 aandeelhouders als een interessant volksaandeel worden beschouwd. Maar de beurs en de auto-industrie: een erg innige verhouding zal het paradoxaal genoeg nooit worden.
Bij Daimler-Benz roerden de talrijke eigenaren van het bedrijf (hoewel grootaandeelhouders als Deutsche Bank en de staat Koeweit het beleid grotendeels bepaalden) zich al in de jaren tachtig toen Edzard Reuter een concern bij elkaar kocht dat niet alleen auto’s, maar ook treinen, was- en vaatmachines en vliegtuigen maakte. Het ratjetoe aan bedrijven kwam de koers niet ten goede.
Reuters opvolger Schrempp ontdeed zich van de meeste activiteiten, maar hij kocht het Amerikaanse Chrysler. Aanvankelijk leek de deal een succes, maar de aandeelhouders bestempelden de overname als de grootste kapitaalvernietiging uit het Duitse bedrijfsleven.
Schrempps opvolger Dieter Zetsche ontdeed zich weer van Chrysler, wat eind vorig jaar werd beloond met een enorme koerssprong. Maar de rust aan het financiële front is daarmee allesbehalve teruggekeerd in Stuttgart.
Tijdens de presentatie van de halfjaarcijfers, waar Zetsche een winstwaarschuwing gaf en meedeelde dat de operationele winst dit jaar in plaats van op 7,7 miljard euro uitkomt op 7 miljard, stortte de koers met bijna 11 procent in. Daimler werd daardoor in één dag op de beurs van Frankfurt 4,4 miljard euro minder waard. Hoewel Daimler volgens analisten als bedrijf zeker 80 miljard euro waard is, wordt de beurswaarde op net 37 miljard begroot. „Dat is toch een riskante situatie voor het bedrijf”, meent Jürgen Pieper, analist van bank Metzler. „Voor 28 miljard kun je het volledig voor het zeggen krijgen bij Daimler. Een bedrag dat lager is dan Porsche heeft moeten neertellen voor de overname van Volkswagen. Maar Daimler is toch wel iets anders. Als je dat bedrijf koopt, koop je de nummer één in zowel de trucksector als de nummer één in het premium segment van de personenwagens.”
Zetsche denkt dat het echter zo’n vaart niet zal lopen. 92,4 procent van de aandelen zit bij particulieren. De grootste aandeelhouder is Koeweit met 7,6 procent, terwijl Deutsche Bank haar belang heeft teruggebracht tot onder de 5 procent. Er zijn daardoor geen echt grote partijen die omvangrijke pakketten aandelen Daimler in de aanbieding hebben, maar dat biedt natuurlijk geen garantie dat er vandaag of morgen geen vijandelijk bod komt.
In Duitsland wordt wat dat betreft graag gewezen op de miljardairsfamilie Shaeffler, die een bod heeft uitgebracht op bandenfabrikant Continental, ook op andere terreinen een belangrijke toeleverancier van de auto-industrie. Continental zit in zwaar weer doordat het zich heeft verkeken op de overname van concurrent VDO van Siemens.
Zetsche vertrouwt echter op zijn topmerk Mercedes-Benz dat nog steeds uitstekende resultaten laat zien.
Maar alle seinen staan op rood in de auto-industrie. De prijzen van belangrijke basisgrondstoffen als staal, koper en rubber zullen alleen maar verder stijgen, en ook de benzine aan de pomp zal niet echt goedkoper worden. Bovendien wordt de politieke druk voor een schoner milieu steeds groter. En die drukt zwaar op de Duitse fabrikanten, die door de bank genomen grote auto’s maken met grote motoren die relatief veel CO2 uitstoten.
Natuurlijk hebben ook andere Duitse autofabrikanten last van deze ontwikkelingen. Vooral op de grootste automarkt ter wereld, die van de Verenigde Staten, waar de verkopen hard teruglopen.
Maar er is één wezenlijk verschil: de financiële structuur van BMW en Volkswagen is heel anders dan van Daimler.
Bij BMW heeft de miljardairsfamilie Quandt 46 procent van de aandelen en daarmee in feite de zeggenschap over het bedrijf. Bij Volkswagen regeren de families Piëch en Porsche. Hoewel Ferdinand Piëch (moeder Louise Piëch was een dochter van Ferdinand Porsche) in feite ook een Porsche is. De families zijn al sinds het bestaan van beide autobedrijven nauw met elkaar verweven. Piëch is president-commissaris bij Volkswagen geworden nadat hij als bestuursvoorzitter het bedrijf van de bijna-ondergang had gered. VW is een bloeiend bedrijf, in alle sectoren actief.
De deelstaat Nedersaksen is met bijna 20 procent de grootste aandeelhouder van het bedrijf en heeft werkgelegenheid hoger in het vaandel staan dan winst. Geen ontwikkeling die aandeelhouders aanspreekt. Maar Porsche, een van de meest winstgevende bedrijven uit de auto-industrie, heeft al een uitgebreid management klaarstaan om de zaak bij VW te gaan runnen. Er is voor de beproefde VW-belegger dus weer hoop.