De beurs van Milaan reageerde gisteren heftig op de dood van Andrea Pininfarina. De bestuursvoorzitter en grootaandeelhouder van het befaamde Italiaanse designhuis, die op zijn Vespa-scooter op weg was naar kantoor, werd in de buurt van Turijn geschept door een automobilist. Toen de koers van het aandeel na het bekend worden van het ongeval met 13 procent omhoogschoot, werd de handel stilgelegd. Beleggers reageerden daarmee op speculaties over de verkoop van de carrosseriebouwer voor de auto-industrie.
De 51-jarige Andrea Pininfarina, vader van drie kinderen en getrouwd met de adellijke Christina Maddalena Pellion di Persano, was de kleinzoon van de legendarische Battista ‘Pinin’ Farina, die in 1930 in Turijn zonder een hogere technische scholing met succes een carrosseriebedrijf oprichtte waar de Italiaanse auto- en race-industrie al snel gretig gebruik van maakte.
In 1961 kreeg Farina toestemming van de staat om zijn naam wegens handelsredenen te wijzigen in Pininfarina. De naam was toen al een legende. Pininfarina, die werd opgevolgd door zijn zoon Sergio, stond met collega-ontwerpers als Bertone en Ghia aan de basis van de ‘Italiaanse school’, die evenals in de filmindustrie en de mode een wereldreputatie had.
In 1983 kwam ook Sergio’s zoon Andrea als ingenieur bij het bedrijf werken. Hij kreeg in 2001 de leiding over het bedrijf, dat op het hoogtepunt 8.000 medewerkers telde. Hij probeerde de reputatie van Pininfarina intact te houden, maar dat werd in een snel veranderende wereld steeds lastiger. Autofabrikanten hadden inmiddels hun eigen ontwerpafdelingen in huis en besteedden minder vaak dure opdrachten uit aan derden. „De politiek is dat autofabrikanten af en toe nog wel ontwerpen uitbesteden aan designhuizen”, zegt Hans Vervoorn van Fiat Nederland, „maar dat is meer om de eigen designers een beetje te prikkelen.”
Die concurrentie dwong Pininfarina tot diversificatie. Het bedrijf is momenteel op een breed terrein actief: van de bouw van carrosserieën tot het ontwerpen van espressotoestellen en zelfs treinwagons voor de HSL. Zelf stond Andrea aan de basis van de ontwerpen voor Ferrari van de Testarossa, de Peugeot 406 coupé en de Ford Focus.
Maar de grote dagen dat Alfa Romeo, Fiat, Lancia, maar ook Ferrari en Maserati automatisch bij Pininfarina terechtkwamen, wat legendarische producten als de Ferrari 250 en de Alfa 164 opleverden, zijn definitief voorbij. Andere fabrikanten als Peugeot, Hyundai en Volvo zijn daarvoor weliswaar in de plaats gekomen, maar het heeft niet kunnen voorkomen dat het bedrijf in de financiële gevarenzone terechtgekomen is.
Ook om zakelijke redenen komt het verlies van Andrea daarom op een heel slecht moment. Het bedrijf heeft dringend geld nodig en Andrea had daartoe een kapitaalverhoging van 100 miljoen euro uitgeschreven, die wordt ondersteund door de Franse miljardair-zakenman Vincent Bolloré, de Indiase auto- en staalmagnaat Ratan Tata en autofabrikant Ferrari. Voor Bolloré ontwerpt Pininfarina het model voor een elektrische auto.
Door de geplande kapitaalverhoging zou het belang van de familie Pininfarina – Andrea’s broer Paolo is vicevoorzitter en zijn zuster Lorenza zit ook in het bestuur van het bedrijf – worden teruggebracht tot 30 procent. Maar analisten houden er rekening mee dat de familie zich na de dood van Andrea ook van de rest van de aandelen wil ontdoen. Door enkele eerder kapitaalsverhogingen heeft de familie op dit moment nog 55 procent van de aandelen van het bedrijf in handen.
De Italiaanse premier Silvio Berlusconi benadrukte gisteren dat Italië door de dood van Andrea Pininfarina „een van zijn toonaangevende industriëlen heeft verloren”, die van Made in Italy een begrip in de wereld hebben gemaakt.