Een gebiedsverbod, een meldingsplicht en een groepsverbod. Dat zijn de nieuwe preventieve maatregelen die de burgemeester straks van het kabinet mag opleggen. De officier van justitie krijgt ook nieuw repertoire. Een gedragsaanwijzing, een gebiedsverbod, contactverbod en een therapieplicht tegen agressie of verslaving. De meeste maatregelen lopen vooruit op sanctionering of controle door de rechter en duren niet langer dan een paar maanden. En de Tweede Kamer moet nog akkoord gaan. Het beoogde anti-sociale gedrag is voetbalvandalisme, straatoverlast (vernielzucht), intimidatie van getuigen, agressief activisme (dierenrechten) en homohaat.
Het is het politieke antwoord op onrust in de samenleving. En op een diep verlangen naar daadkrachtig ingrijpen. De problemen zijn overigens ernstig genoeg. Vooral de burgemeester wordt opgetuigd: in het belang van de openbare orde mag hij burgers verbieden zich ‘niet zonder redelijk doel buiten op te houden in een groep van vier of meer mensen’. Ter herinnering: dit is geen noodrecht voor bijzondere omstandigheden, maar voortaan ‘gewoon’ recht. Althans dat zou het moeten worden. Wat dat ‘redelijk doel’ is mag ter plaatse ingevuld worden. Het geeft de cliché -politievraag ‘wat denken wij dat wij hier aan het doen zijn’ wel tanden.
Aan de ambtsketen komt dus een sherrifster te hangen, zoals hier eerder is geconstateerd. En nu maar hopen dat de burgerrechten en de rechtsbescherming van het individu bij deze niet gekozen functionarissen in goede handen zijn. Wie die burgemeester is, wordt voor de burger dus ook steeds belangrijker. En een eigen mandaat ook. De hoge hoed waaruit de minister van Binnenlandse zaken ze nu tevoorschijn blijft toveren, verdraagt zich daar steeds minder mee. Het kabinet stelt rechtstreekse controle door de burger zelf duidelijk niet op prijs.
Van de politie zal fijnmazig toezicht gevraagd worden op al die personen die zich aan zo’n nieuw contact-, groeps- of gebiedsverbod hebben te houden. Kunnen ze dat? Niets is gevaarlijker voor de legitimiteit van de overheid dan het toekennen van nieuwe machten aan een apparaat dat ze niet weet toe te passen.
Nog interessanter is waar het kabinet nu van afziet. Het wetsvoorstel ‘Bijdrage politiekosten bij publieksevenementen’ van de liberale minister Remkes wordt ingetrokken. Dit kabinet kiest voor het op zich juiste uitgangspunt dat handhaving van de openbare orde principieel een overheidstaak is. Maar moeten dan ook alle kosten door de belastingbetaler steeds worden gedragen?
Het vorige kabinet vond op goede gronden dat voetbalgeweld zo uit de hand liep dat een uitzondering redelijk was. Dit kabinet zet de geldkraan richting KNVB weer open en wil de voetbalvandalen preventief in hun wijken en straten vasthouden. De keuze is duidelijk, maar ook riskant. Het legt een hoge hypotheek op de effectiviteit van maatregelen die nog moet blijken. De voetbalclubs hebben hun meevaller echter al binnen.
Het profijtbeginsel (de veroorzaker van geweld betaalt) is te vroeg van tafel gehaald.