Er moet onmiddellijk een einde komen aan het castreren van biggen nu blijkt dat de zogeheten ‘berengeur’ veel minder vaak voorkomt dan gedacht en dat consumenten de geur zelden onacceptabel vinden. Dit stelt de organisatie Varkens in Nood op basis van deels nieuw wetenschappelijk onderzoek.
Jaarlijks worden miljoenen biggen gecastreerd, veelal onverdoofd. Dat gebeurt ondanks dat boeren zeggen het onaangenaam werk te vinden en dat gecastreerde biggen meer geld kosten doordat ze langzamer groeien, en ondanks dat supermarkten onder publieke druk een einde aan de praktijk willen. De reden is dat het vlees van niet gecastreerde biggen bij bereiding een penetrante geur verspreidt. Althans, dat is de gangbare opinie. „Het castreren van biggen lijkt vooral gebaseerd op traditie en niet op feiten”, zegt Varkens in Nood.
Het Landbouw Economisch Instituut liet een panel vlees met en zonder berengeur proeven. De conclusie: onder deze consumenten bestaat geen duidelijke voorkeur. Er is maar een kleine groep, zegt projectleider Gé Backus, die gevoelig is voor de geur en er een absolute afkeer van heeft. Daarnaast blijkt volgens Backus dat berengeur slechts bij zo’n 5 procent van de beren voorkomt. De oplossing is selecteren in de fokkerij op varkens die de geur niet ontwikkelen, zegt hij.
In de tussentijd zou de Britse oplossing kunnen worden gekozen: slachten voordat de beesten geslachtsrijp worden en de geur zich ontwikkelt. De sector is daar echter fel tegen omdat Duitse afnemers dat niet accepteren, stelt Annechien ten Have van de Land- en Tuinbouw Organisatie.