Daniel Hoek is 41 jaar geleden in Ethiopië geboren. Heel zijn leven heeft hij daar gewoond. De twee belangrijkste talen van Ethiopië – Amhaars en Oromo – spreekt hij vloeiend. Nederlandse woorden kent hij weinig. Toch weet hij vanaf zijn vroegste jeugd dat hij een „een echte Nederlander” is.
Hij was te groot voor een Ethiopiër. Te luidruchtig. Te licht van huidskleur. Stiefvaders noemden hem ‘killis’: bastaard. Cafébezoekers scholden hem uit voor ‘ferendji’, buitenlander. Ze maakten zich vrolijk over „zo’n blanke jongen” die uit bedelen ging.
Daniel is de vrucht van een kortstondige liefdesrelatie tussen het Ethiopische tienermeisje Bezunesh Berhanu en de Nederlandse suikerspecialist Joop Hoek. Deze Hoek werkte in de jaren zestig op een suikerplantage van de Handels Vereniging Amsterdam (HVA), destijds de grootste particuliere werkgever van Ethiopië. Collega’s beweerden dat ze ook met zijn geliefde sliepen. Daniel heeft hij nooit als zoon erkend.
Joop vertrok naar Nederland, en daarna trok hij verder: naar Suriname, Ghana, Gabon, Dominicaanse republiek, Liberia, Ivoorkust, Zuid-Afrika. Hij stichtte een gezin en kreeg een dochter en drie zonen. Altijd bleef Daniel contact zoeken met zijn vader. Toen hij als 11-jarige jongen voor het eerst van huis wegliep, vond hij zijn toevlucht in de Nederlandse ambassade.
Later, in 1995, drong hij het huis van de Nederlandse eerste secretaris binnen. Hij wilde naar zijn vader. Hij eiste een visum. Drie jaar eerder had Joop Hoek de ambassade al laten weten dat hij niets te maken wilde hebben met Daniel Hoek.
In het maandblad M stond vorig jaar mei het verhaal ‘Bloedbroeders’ over hoe Daniel er uiteindelijk toch in slaagde om in verbinding te komen met zijn Nederlandse familie.
Zijn halfbroer Michiel, een fietsenmaker in het Friese Oudemirdum, sloot hem onmiddellijk in het hart toen DNA-onderzoek hun bloedband bevestigde. Dat Daniel in de gevangenis zat, schrikte Michiel niet af. Zijn halfbroer had hulp nodig. Daar heb je familie voor.
Michiel schrok wel toen Daniel hem vertelde dat hij ter dood was veroordeeld voor moord. Daniel bekende ook dat hij treinen had beroofd en had gehandeld in wapens en vals geld.
Ook daarna keerde Michiel zich niet af van zijn halfbroer. Hij zorgde ervoor dat de straf werd omgezet in levenslang. En hij zocht contact met mij, journalist van NRC Handelsblad. Omdat hij erkenning wilde voor zijn halfbroer. „Een persoon wiens bestaan verzwegen is.”
Ook vroeg hij aandacht voor al die andere achtergelaten halfbloedkinderen. „Een vergeten bladzijde in de vaderlandse geschiedenis.” Samen gingen we in Ethiopië op zoek naar het verhaal van Daniel en van HVA.
Inmiddels is Daniel op vrije voeten. Ter gelegenheid van de Ethiopische millenniumviering kreeg hij vorig jaar september amnestie. Drie dagen later stond hij op de stoep bij de Nederlandse ambassade waar hij al zo vaak was weggestuurd. Dit keer met een uitnodiging van Michiel.
Begin december kreeg ik een enthousiaste mail van Michiel dat de caravan in zijn tuin al klaarstond voor de komst van Daniel. „Versierd met oranje vlaggetjes en kerstverlichting.” Ook daarna hield hij me in telegramstijl op de hoogte van de Friese variant van inburgering. „Naar Joure zwembad en Daniel is voor het eerst van een glijbaan gegaan.” „Voor het eerst naar McDonald’s.” „Naar de kerk en welkom geheten door de dominee.” Langzaam breidde Daniels actieradius zich uit. „Naar Lelystad gegaan en veel kleren gekocht.” „Aangekomen in Oostenrijk voor wintersport. Voor het eerst sneeuw gezien die broer van mij.” , „Teruggereden met 180 km/h op teller (Daniel biddend achterin).”
Intussen maakte hij zich nuttig. „Daniel helpt met auto’s wassen, schutting plaatsen, hond uitlaten, schilderen, ramen lappen, wasgoed strijken (waar hij buitengewoon goed in is).”
In Oudemirdum heeft Daniel op 18 januari zijn vader voor het eerst ontmoet. Eerst hebben ze elkaar beledigd. Later heeft zijn vader drie keer ‘sorry’ gezegd. Daarna heeft hij hem formeel bij de notaris als zijn zoon erkend.
Daniel heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit aangevraagd. Deze maand gaat hij nog één keer terug naar Ethiopië. Dat hoopt hij. Om daar het boek te voltooien over zijn leven, en over al die andere halfbloeden, en over identiteit. „Maar mijn toekomst ligt in Nederland. Ik ben een echte Nederlander. Altijd geweest.”