Hawala heet het in het Midden-Oosten, Hundi in India, Fei-chien (‘zwevend geld’) in China. Bij ondergronds bankieren gaat de klant naar een kantoortje, daar betaalt hij een bedrag in bijvoorbeeld euro’s, met het verzoek dat bedrag in een andere valuta in een ander land aan een derde partij uit te betalen. De kern van deze vorm van bankieren is vertrouwen. Al eeuwenlang is het een beproefde methode om via vertrouwenspersonen geld van A naar B te laten brengen.
Over ondergronds bankieren bestaan geen officiële statistieken. In een poging meer zicht te krijgen op deze informele geldstromen bracht het Centre for Information and Research on Organized Crime (Ciroc) deze week zo’n tachtig mensen, van opsporingsambtenaren tot economen, bijeen op een conferentie. Ciroc is een samenwerkingsverband van drie universiteiten en het onderzoeksinstituut van het Nederlandse ministerie van Justitie.
Ondergronds bankieren neemt waarschijnlijk toe, maar niemand weet echt om welke bedragen het gaat die via informele en ongecontroleerde financiële wegen over de grens gaan. Hardere uitspraken dan deze wilden de verzamelde academische deskundigen niet voor hun rekening nemen.
Er is bij dit systeem van internationale transacties geen verplichting voor de ‘bankier’ de autoriteiten te melden dat er sprake is van een ongebruikelijke transactie, en er wordt nooit een paspoort gevraagd. Die regels gelden immers alleen voor officiële banken.
Een Nederlandse antropologe die met een Nigeriaan is getrouwd, vertelt hoe zij in de Bijlmer een adresje heeft waar ze 100 euro overhandigt aan een kassier. Vervolgens belt ze haar schoonmoeder in Nigeria op, die even later de straat oversteekt om in een winkeltje 100 euro op te halen. Kosten: 10 euro en een telefoontje.
Dit zogeheten hawala-bankieren staat echter in een kwade reuk. Het roept een beeld op van criminele netwerken die drugsgelden verplaatsen en terroristen die zo de financiering van hun aanslagen regelen. Dat beeld klopt maar ten dele.
Volgens de Wereldbank wordt jaarlijks 100 miljard euro door buitenlandse arbeiders via allerlei formele kanalen naar de thuislanden overgemaakt. De Wereldbank schat dat eenzelfde bedrag ook via informele kanalen de grens overgaat. Hoogleraar criminologie H. van de Bunt schetst een economisch systeem dat aan de voordeur, de officiële banken, zwaar beveiligd is terwijl de achterdeur openstaat. Een deel van de sprekers vroeg zich gisteren af of dat zo erg was.
Min of meer geleerde schattingen stellen dat 70 procent van de klanten verantwoordelijk is voor 30 procent van het totaal overgemaakte bedrag. Een meerderheid van de klanten bestaat uit kleine, hardwerkende luiden, vaak illegaal aanwezig dan wel illegaal aan het werk, die het inkomen van hun verwanten aanvullen met zuurverdiend geld. Als de aanname juist is dat zij 30 procent van het totale bedrag voor hun rekening nemen, zou er jaarlijks zo’n 230 miljard euro van ‘grote klanten’ via deze weg de wereld overgaan. Dit is vergelijkbaar met de omzet van een zeer grote multinational.
Het gaat bij die grote klanten niet uitsluitend om criminelen in de traditionele zin van het woord. Veelal betreft het ook zakelijk kapitaal. Zo ontdekte de recherche tijdens het handelsembargo tegen het Irak van Saddam Hoessein bijvoorbeeld dat bulldozers en landbouwgoederen via deze betaalmethode vanuit Nederland gefinancierd werden. Ook kleding en auto’s worden op deze manier grensoverschrijdend gefinancierd.
In de wandelgangen blijken opsporingsambtenaren weinig op te hebben met de onschuldige kanten van dit bankieren. Zij wijzen erop dat drugs-, wapen- of mensenhandel alleen maar mogelijk is door dit transactiesysteem.
Waar iedereen het wel over eens is, is dat het systeem bewondering afdwingt. Van de Bunt schetste een wereld van wantrouwen en misverstand, waarbij om het minste of geringste geweld wordt aangewend om echte of vermeende problemen op te lossen. In die criminele wereld zijn de hawala-banken eilanden van rust. En ofschoon er soms enorme bedragen letterlijk versleept moeten worden, gaat dat vaak op een bijna aandoenlijk onbevangen wijze. Zo vertelde hij van een koerier die met een weekendtas vol geld op het raam van een auto klopte. Het was de auto van het observatieteam dat de hawala-bankier in de gaten hield. Ze wisten niet beter dan tegen de koerier te zeggen: „Nee, niet hier. Dáár moet je zijn!”