Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Cultuur

Sneeuwmeisje, zwanenprinses en vele Ivans

Ivan Bilibin is een van de beste en meest invloedrijke illustratoren ooit. Zijn originele aquarellen en gouaches zijn nu te zien in Groningen. En dat is een klein wonder.

Viktor Vasnetsov: ‘Ivan de Tsarenzoon rijdt op de grijze wolf’, 1889, olieverf op doek, 252 x 187,5 cm Tretjakovmuseum, Moskou
Viktor Vasnetsov: ‘Ivan de Tsarenzoon rijdt op de grijze wolf’, 1889, olieverf op doek, 252 x 187,5 cm Tretjakovmuseum, Moskou

Alle kinderen in de Nederlandse ziekenhuizen kregen deze week van het Groninger Museum als kerstcadeautje een boek met Russische sprookjes. De bewuste uitgave bevat prachtige illustraties van Ivan Bilibin (1876-1942), een van de beste en meest invloedrijke illustratoren uit de twintigste eeuw.

Dat deze, onder meer door de Nederlandse Rie Cramer zeer bewonderde Rus ook hier in het Westen al vroeg zo bekend is geworden komt omdat hij zich na de revolutie van 1917 in Parijs vestigde. Als illustrator werkte Bilibin onder meer mee aan de bekende Père Castor-reeks, kleine, betaalbare en, vooral. artistiek verantwoorde boekjes (de voorlopers van onze Gouden Boekjes), die nu nog steeds in Frankrijk in herdrukken op de toonbanken van boekhandels staan.

De originele aquarellen en gouaches die Bilibin maakte voor Russische sprookjes worden bewaard in een kluis in Moskou, bij de stichting waar ook het Russische geld gedrukt wordt. Het is een klein wonder dat ze nu naar Groningen zijn uitgeleend, want ze behoren tot het meest dierbare Russische cultuurgoed.

De tekeningen van Bilibin stammen al uit 1901 maar ze zijn tijdloos. Ze zijn precies wat sprookjesillustraties moeten zijn, rijk van kleur, met een zekere stilering in en tegelijkertijd vol decoratieve details. Ze worden ingekaderd door strakke randen met zwaantjes of druivenranken, fladderende klaprozen en zwarte kraaien met oranje priemende ogen. De hoofdpersonen zijn archaïsch, dragen rijke folkloristische kostuums, maar er zit ook iets van de art nouveau in al die platen. Ze zijn ook modern. En, wat misschien wel het allerbelangrijkste is voor een goede sprookjesillustratie, de figuren zijn een beetje afstandelijk, ze lijken op een podium te staan. Doordat ze eerder filmachtig dan expressief zijn, trekken de illustraties je het verhaal in.

Net als de volkssprookjes van Grimm of de literaire sprookjes van Andersen zijn de Russische volksverhalen pas in de loop van de twintigste eeuw langzamerhand steeds meer voor kinderen bewerkt. Al die sprookjes zijn als het ware van doelgroep veranderd. Vergelijk maar eens een negentiende-eeuws sprookjesboek met een uitgave van nu. De gruwelijkste details zijn in de loop van de twintigste eeuw meer en meer verzacht. Met de plaatjes gebeurde dat ook.

Een van de bekendste sprookjes die Bilibin illustreerde is dat van Ivan de tsarenzoon en de grijze wolf, dat we hier in het Westen zo goed kennen omdat er in 1910 in Parijs een spraakmakende balletuitvoering van in première ging: L’oiseau de feu, op muziek van Igor Stravinsky en in een choreografie van Michail Fokin. De vuurvogel behoorde tot de eerste successen van de Ballets Russes onder leiding van Serge Diaghilev. Op Bilibins illustratie zit het vuur van de vuurvogel vooral in de staart.

De tekenaar geeft het moment suprême weer: Ivan kan de vogel die de gouden appels van zijn vader steelt niet vangen, ze vliegt krijsend weg. Maar hij weet nog net een van haar toververen te pakken te krijgen, terwijl hij achterover op het gras valt. Het rood van zijn jas verbleekt bij de stralende vogel.

Het Groninger Museum laat een selectie zien van sprookjesafbeeldingen tot aan de Russische revolutie (1917), dus nog volop uit de ‘volwassen’ periode. Er hangen enorme, wandvullende schilderijen die laten zien hoe kunstenaars als Viktor Vasnetsov vanaf het einde van de negentiende eeuw geïnspireerd werden door de oude, overgeleverde sprookjes en legenden. De schilder verwijst naar heldenverhalen uit het roemruchte middeleeuwse verleden van Rusland, toen woeste Slaven en nog woestere Scyten elkaar met speren en knotsen te lijf gingen.

Dat dezelfde Vasnetsov ook verfijndere scènes in beeld kon brengen ter grootte van een A3 blijkt op de tentoonstelling uit een mooie reeks illustraties voor Poesjkin’s gedicht Het Lied van Oleg de Wijze (1899). Oleg was vorst van Novgorod en gewikkeld in een strijd met de Chazaren. Je ziet Oleg, met zijn helder rode mantel, te midden van zijn strijdmakkers steeds ouder en grijzer worden. Je ziet hoe hij afscheid neemt van zijn trouwe paard omdat een magiër heeft voorspeld dat dit dier zijn ondergang zou betekenen. En hoe het noodlot hem na vele jaren op totaal onverwacht wijze toch nog overmant: uit de botten en schedel van zijn paard schiet een gifslang.

Mooie verhalen allemaal die, dat is wel duidelijk, in beeld gebracht werden door nationalistische kunstenaars. Vasnetsov, Nikolaj Roerich en anderen stonden onder invloed van het Russisch nationalisme en waren op zoek waren naar het roemruchte Slavische verleden en de Russische ziel. Ze kregen rond 1900 ook staatsopdrachten, zo werkte Vasnetsov jarenlang aan decoraties voor de Vladimir kathedraal in Kiev. Ook Bilibin tekende zijn sprookjesillustraties in opdracht van de overheid.

In sprookjes gaat het vaak om de strijd tussen goed en kwaad. In de Russische verhalen is die tegenstelling wat genuanceerder. Het echte, grote, onvermijdelijke Kwaad lijkt belichaamd door de figuur van Kasjtsjej de Onsterfelijke. Zijn hart zit niet in zijn lichaam, maar in een ei, dat zich in een eend bevindt en die zit weer in een kist. Kasjtsjej is blijkbaar weinig in beeld gebracht.

De andere Slechte Figuur is Baba Jaga, de heks, voor wie je moet oppassen. Haar hutje op kippenpoten kan zomaar omdraaien, zodat de ingang aan een andere kant zit. Of zit er helemaal geen ingang in? Maar ze heeft ook menselijke trekken, ze heeft graag iemand in haar macht, ze betovert en heft die betovering soms zomaar weer op. Je kunt het soms met haar op een akkoordje gooien. Voor de Baba Jaga is eigenlijk wel enige sympathie op te brengen, zoals ze in haar vijzel of in een holle boom rondraast, de stofwolken met haar bezem wegvegend. Bilibin verbeeldt Baba Jaga, grijzend met een rode neus en met veel te lange armen dansend op grote sloffen, als een verklede man. Ergens anders staat ze ontevreden met lange piekharen tussen de paddestoelen in het bos.

Veel vaker komt ze op deze tentoonstelling helaas niet voor. Nu zullen we nooit weten of Baba Jaga echt op de Eucalypta uit onze jeugd lijkt, of toch iets minder griezelig was.

De tentoonstelling ‘Russische sprookjes, volksverhalen en legenden’ is van 15 december 2007 tot 6 april 2008 te zien in het Groninger Museum. Museumeiland 1, Groningen. Dinsdag t/m zondag, 10-17 uur. Inlichtingen 050-3666555 of www.groningermuseum.nl