J.H. Sampiemon
Twee drogredenen dreigen Nederland vast te houden in Afghanistan. De eerste drogreden is dat de Talibaan uiteindelijk verslagen zullen worden en dat dan de dreiging die ook voor Nederland uitgaat van het islamitische terrorisme zal zijn bedwongen. In deze wijze van zien telt tijd niet mee. Ook al duurt de strijd nog een halve eeuw, hij is de offers waard. De tweede drogreden houdt in dat intussen het land kan worden opgebouwd. Als dankzij de wederopbouw eenmaal de ‘hearts and minds’ van de bevolking zullen zijn gewonnen, zullen de Talibaan vanzelf doodbloeden. De tweede drogreden versterkt de eerste.
De drogredenen komen voort uit wensdenken dat ontstond uit bijzondere omstandigheden. Nadat de Sovjet-Unie zich uit Afghanistan had teruggetrokken en het communistische regime in Kabul was vernietigd, vlogen de godskrijgers elkaar naar de keel. De VS die hen van de modernste wapens hadden voorzien, trokken vervolgens hun handen af van het land.
Dat was op zichzelf te verklaren, want de Amerikanen hadden al die jaren geen enkele belangstelling getoond voor het lot van de bevolking. Het ging hun erom de Sovjet-Unie in haar eigen ‘Vietnam’ te laten smoren en haar alsnog een prijs te laten betalen voor haar activiteiten in het echte Vietnam. Geopolitiek kon een paar jaar later de winst worden opgestreken: de Sovjet-Unie zakte als een kaartenhuis in elkaar.
De opmars van de Talibaan werd aanvankelijk in Washington voor kennisgeving aangenomen. Er bestond daar zelfs sympathie voor de beweging. Zij werd in gang gehouden door bondgenoot Pakistan en zij maakte een einde aan de chaos en anarchie in het land. De terugkeer van Osama bin Laden veroorzaakte geen onrust. De halfhartige korte interventie door Clinton werd in Washington cynisch genoeg uitgelegd als presidentiële afleidingsmanoeuvre in verband met de Monica Lewinsky-affaire. Pas met de aanslagen van 11 september 2001 schrok de regering-Bush wakker: Amerika’s vroegere vrienden hadden zich ontpopt als levensgevaarlijke vijanden.
Het Amerikaanse antwoord was een politionele actie, gericht op de vernietiging van de Talibaan en Al-Qaeda en de aanhouding van de ringleiders. Het eerste doel werd, tijdelijk zo bleek later, bereikt, het tweede niet. Als gevolg van het Amerikaanse onvermogen Osama achter de tralies te krijgen, zag Washington zich gedwongen, wilde het de steun van het thuisfront bewaren, een nieuwe reden op te geven voor zijn gewapende interventie in Afghanistan.
Dat werd de opbouw van het land tot een economisch levensvatbare democratie en rechtsstaat. Er werden verkiezingen gehouden en er werd een door de VS geselecteerde politiek leider geïntroduceerd. Uit nood geboren om de verovering en bezetting van Afghanistan blijvend te legitimeren, werd het verhaal over de wederopbouw de molensteen die Amerika en zijn partners al jaren om de nek hangt.
Kun je de Afghanen aan hun lot overlaten? Moeten zij niet beschermd worden? Het zijn vragen die doorgaans respectievelijk ontkennend en bevestigend worden beantwoord. De historische achtergrond van de interventie is in de loop der jaren zo vervaagd, dat velen die meepraten over de Afghaanse impasse zich er niet van bewust zijn. Maar met de historische achtergrond is ook de werkelijkheid uit beeld geraakt en daarmee de praktische zin.
Het is onzinnig te denken dat het in stammen en clans verdeelde Afghanistan, dat aanleunt tegen het onbestuurbare grensgebied van het buurland Pakistan, zich zou laten modelleren naar westerse beginselen en maatstaven. Zoals de Pakistaanse president Musharraf eens helder samenvatte: de Talibaan zíjn het volk. Een volk willen beschermen tegen zichzelf is een slepend avontuur zonder oplossing aan het eind.
Maar dan is er toch nog die andere reden? Juist als de ‘hearts and minds’ niet kunnen worden gewonnen, is er alle reden om het vechten voort te zetten en de vijand te verslaan, want de kans dat die vijand opdaagt in de landen die deelnemen aan de interventie wordt alleen maar groter.
Ook dit is een drogredenering. Ga er voor een moment van uit dat de Afghanen die zich tegen de interventie verzetten, in hun eigen ogen bezig zijn met zelfverdediging. Zolang de interventie voortduurt, is er voor hen reden het thuisfront van de vijand (dat zijn wij) in de strijd te betrekken. Die reden vervalt zodra de interventie wordt beëindigd.
Denk maar aan Osama bin Laden die de elfde september verklaarde uit Amerika’s grootscheepse militaire aanwezigheid in zijn geboorteland Saoedi-Arabië – waarvan hij op religieuze gronden een verklaard tegenstander was, ook al had hij dankbaar Amerikaanse steun geïncasseerd tijdens zijn jihad tegen het Kremlin. Die Amerikanen zijn daar nu weg.
Voor Den Haag moet verder denken genoeg reden geven om het Nederlandse detachement terug te roepen en in het bondgenootschap actie te gaan voeren voor beëindiging van de NAVO-interventie. Want de argumentatie voor die interventie deugt van geen kant.
De deelnemende landen worden juist onveiliger naarmate de bezetting, de gevechten en de bombardementen voortduren en meer en meer Afghanen in de armen van de Talibaan worden gedreven. Van ‘stabilisatie’ van het land komt zonder meer niets terecht, zoals langzamerhand ook tot de warmste voorstanders van de onderneming doordringt. Het begrip ‘opbouwmissie’ is al bewust afgeschaft.
Als je de tegenstander niet kunt verslaan is het tijd voor onderhandelen. Zo luidde het advies aan Bush met betrekking tot de impasse in Irak. Op zijn beurt stelde Afghanistans president Karzai onlangs voor om met de Talibaan contact op te nemen. Europa’s regeringen moeten dat voorstel ernstig nemen. Tegelijkertijd dienen de gangbare vooronderstellingen bij internationale interventies die steeds opnieuw tot bloedige impasses blijken te leiden, aan een pijnlijke heroverweging te worden onderworpen.
J.H. Sampiemon is medewerker van NRC Handelsblad.