Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

‘De Holocaust-industrie is een grap’

De polemist Norman Finkelstein, criticus van de ‘Holocaust-industrie’, verloor deze maand onder druk van de Israëllobby zijn baan op de universiteit. ‘Er is meedogenloos op mij ingehakt.’

Norman Finkelstein Foto AP DePaul University professor Norman Finkelstein poses for a photo at his home in Chicago, Wednesday, Sept. 5, 2007. Finkelstein, who is noted for his controversial views on the Holocaust and Israel, resigned Wednesday months after he was denied tenure. (AP Photo/M. Spencer Green)
Norman Finkelstein Foto AP DePaul University professor Norman Finkelstein poses for a photo at his home in Chicago, Wednesday, Sept. 5, 2007. Finkelstein, who is noted for his controversial views on the Holocaust and Israel, resigned Wednesday months after he was denied tenure. (AP Photo/M. Spencer Green) Associated Press

Een half jaar geleden gaf Norman Finkelstein een gastcollege in Waltham, Massachusetts. Op de Brandeis universiteit bekritiseerde hij, zoals altijd, de Israëllobby in de Verenigde Staten, die volgens hem de Holocaust misbruikt om gerechtvaardigde kritiek op Israël te onderdrukken.

Na zijn toespraak stond een joodse man op, een zionist. Hij vroeg Finkelstein of hij zijn ouders haat – beiden overleefden de concentratiekampen. Finkelstein sprak het tegen. Daarna vroeg de man: „Verkracht u uw nicht?’’

Dit was de zoveelste keer, vertelt Finkelstein thuis in New York, dat hij het afgelopen jaar een stoot onder de gordel kreeg. Nadat bekend werd dat zijn werkgever, de katholieke DePaul universiteit in Chicago, hem een vaste aanstelling wilde geven, en zo legitimiteit zou verschaffen aan zijn soms striemende kritiek op het officiële jodendom in de VS, escaleerde dat in een nationale discussie over zijn persoonlijkheid.

Deugde Norman Finkelstein eigenlijk wel? En had een linkse man als hij, een volgeling van Noam Chomsky, en volgens zijn critici eerder propagandist dan academicus, wel recht op een aanstelling op een Amerikaanse universiteit?

„Het was één grote afleidingsmanoeuvre. Ik word internationaal erkend als een autoriteit op mijn vakgebied. Ik heb vijf boeken geschreven (zie kader, red.) waarvan 46 internationale edities zijn verschenen. Mijn werk is aanbevolen door tijdschriften als Foreign Affairs, The London Review of Books en The Middle East Journal. Mijn laatste boek is positief besproken door de zes leidende academici ter wereld in mijn vakgebied.

„Ze wisten niet meer wat ze met mij aan moesten. Ik ben joods: suggereren dat ik antisemiet ben – de gebruikelijke truc – gaat bij mij niet op. Mijn ouders hebben in de kampen gezeten, een ontkenner van de Holocaust kan ik ook al niet zijn. En ik ben afgestudeerd op Princeton – dus je kunt me ook niet wegzetten als een halvegare. Zodoende gingen ze maar op de man spelen. Ik móest in diskrediet worden gebracht.’’

Hoe?

„Het was meedogenloos. Er is een dossier van zestig pagina’s over mij rondgestuurd op de universiteit waarin stond dat mijn overleden moeder een collaborateur was en dat ik in mijn vorige baan was ontslagen wegens geestelijke instabiliteit. En het werd erger, véél erger.”

Een lastercampagne?

„Een nachtmerrie. Er is meedogenloos op mij ingehakt. Elke week kwamen er nieuwe beschuldigingen. Om ze te weerleggen moest ik wekenlang ’s nachts doorwerken. Memo’s schrijven. Uitleggen. Verklaren.

„Maar hoe meer modder er wordt gegooid, hoe moeilijker het is schoon te blijven. Mensen drijven nu eenmaal op het idee dat als een leugen maar groot genoeg is, er wel iets van waar zal zijn. Dat is de oude logica van Hitler: een kleine leugen brengt mensen aan het twijfelen, van een grote leugen zeggen ze: het kan niet állemaal verzonnen zijn. En dus begon het spervuur van persoonlijke aanvallen bij mensen in het hoofd te zitten.”

Hoe werkte dat dan?

„Dan zeiden ze dat ik mezelf niet onder controle had. Dat ik schreeuwde tegen studenten. Het is nooit gebeurd, maar het werd gezegd. Op het laatst was ik een psychopaat. Ik moest van de universiteit worden verbannen omdat ik een gevaar was voor de veiligheid van personeel en studenten. Zo bleef het maar doorgaan.

„Alleen met grote moeite heb ik mijzelf overeind gehouden. In mijn laatste week op de universiteit ben ik acht kilo afgevallen. Ik had vijf nachten niet geslapen. Ze probeerden me gek te maken. Een politiek gevecht kan ik hebben – dat is leuk, dat daagt je uit. Maar dit draaide alleen maar om mij, en om wat er aan mij niet deugde. Een karaktermoord.”

En zodoende loopt Norman Finkelstein nu op teenslippers door zijn appartement in Brooklyn: de vaste aanstelling werd hem uiteindelijk begin deze maand geweigerd, nadat hij vijf jaar op contractbasis bij DePaul had gewerkt. Buiten de VS blijft de waardering voor zijn werk hoog – volgende maand heeft hij spreekbeurten in Japan (Kyoto) en het Verenigd Koninkrijk (Oxford), de maand erna in Canada (Ottawa) – maar in de Amerikaanse academische wereld is geen plaats meer voor Norman Finkelstein.

En dat terwijl zijn werk zich allereerst keert tegen het vervalste beeld dat volgens hem in zijn eigen land van de jodenvervolging is ontstaan. In Holocaust Industry (2000) beschreef hij hoe de zesdaagse oorlog in 1967 een keerpunt inluidde. Tot die tijd kreeg de uitroeiing van de joden weinig aandacht in Amerika. Maar in 1967 was Israël van grote strategische waarde voor de VS, en om de militaire steun aan het land te rechtvaardigen werd de Holocaust naar Amerikaans recept uitvergroot.

De Endlösung was voortaan niet zomaar een oorlogsmisdaad, schreef Finkelstein, het was de ergste oorlogsmisdaad uit de geschiedenis. In het onderwijs, de wetenschap, de literatuur en op televisie werd het volgens hem de norm. De Holocaust werd Dé Holocaust: een industrie.

Het aantal slachtoffers groeide volgens Finkelstein naarmate het langer was geleden. Elke kritiek op Israël was voortaan taboe – dat zou immers een ontheiliging van de Holocaust zijn. De Israëllobby bouwde een repressief apparaat op. Journalisten, wetenschappers, Congresleden: iedereen die kritiek had op Israël, werd volgens Finkelstein een doelwit.

Intussen gebruikten welvarende conservatieve joden de Endlösung om hun economische positie te versterken. Van banken en bedrijven in Europa werden volgens Finkelstein in de jaren negentig op dubieuze gronden miljoenen afgetroggeld als schadevergoeding voor de jodenvervolging.

Voor Finkelstein was dat laatste een onvergeeflijk verraad van de echte slachtoffers van de Holocaust, zoals zijn ouders. In het gesprek is hij urenlang kalm en toegankelijk. Maar als we op dit onderwerp komen, verliest hij zichzelf. Met zijn afgetrainde lichaam en brede schouders wankelt hij naar de badkamer. Als hij terugkeert – bril met donkere glazen om zijn betraande ogen te maskeren – wijst hij naar de muur in zijn woonkamer, waar foto’s van zijn omgekomen familieleden hangen.

„Ik ben door een heel moeilijk jaar gegaan. Ik zit tegen de grens aan van wat ik aankan. Mijn ouders leefden elke dag met die oorlog. Elke dag. Mijn vader was in het ziekenhuis met Alzheimer. ’s Nachts probeerde hij te ontsnappen. Ze moesten hem vastbinden. En hij smeekte ze: doe het niet, doe het niet! Hij dacht dat hij terug was in Auschwitz.

„Hij werd altijd wakker op de grond. ‘Waarom?’ zei ik. ‘De Duitsers zitten achter me aan’. Mijn moeder vervloekte de joodse organisaties tot en met de laatste dag van haar leven, omdat ze niet het geld kreeg waarop ze recht had.

„Mijn ouders zijn nooit in staat geweest te vertellen wat er in hun families was gebeurd. Nooit. Als je mij vraagt hoe hun ouders zijn gestorven, hun zussen, hun broer – ik zou het je niet kunnen vertellen. Het is altijd in hun binnenste gebleven.

„Maar om dan dat tuig van de joodse organisaties – die lui die geen énkel idee hebben van wat er in de oorlog is gebeurd en het interesséért ze ook niet – bezig te zien al dat lijden om te zetten in bedrog, in chantage, in een operatie om geld uit andermans zak te kloppen… Mensen die dat doen zijn de meest weerzinwekkende fraudeurs en vervalsers op aarde. Onderhandelen over de prijs van de joden die de Holocaust hebben overleefd! Bizar gewoon! Schorem is het! Megalomane maniakken! Mannen die in het Congres dúrven te getuigen: ik spreek voor de zes miljoen doden. Als een stelletje slijters! Slijters die zich als de koning van de joden presenteren! Te erg voor woorden. En dan vraag jij waarom ik boos ben? Omdat ik normáál ben. Ik zal blij zijn als ze achter de tralies zitten. Ik ben tegen de doodstraf, maar voor hen zou ik een uitzondering willen maken.”

Eén vertegenwoordiger van de Israëllobby speelde een bijzondere rol in het ontslag van Finkelstein – Alain Dershowitz, een van Amerika’s moderne televisiepersoonlijkheden. Hij is advocaat – hij werkte onder anderen voor O.J. Simpson – en hoogleraar strafrecht op Harvard. En hij geldt, als progressieve Democraat, als een van Amerika’s vurigste bestrijders van critici van Israël. In die rol kruiste hij de degens met onder anderen oud-president Jimmy Carter en de hoogleraren Maersheimer en Walt, die vorig jaar de invloed hekelden van de Israëllobby op Amerika’s buitenlandse politiek.

Het laatste boek van Finkelstein, Beyond Chutzpah (2005), was in hoge mate een reactie op Dershowitz’ verdediging van de mensenrechtensituatie in Israël. In The Case for Israel (2003) stak Dershowitz de loftrompet over de naleving van de mensenrechten in het land, maar volgens Finkelstein hing dat boek van onzin aan elkaar. Hij beschuldigde Dershowitz ook van plagiaat en vervalsing – de hoogleraar zou het boek niet zelf hebben geschreven – maar moest die claims weer intrekken.

Hun vete groeide uit tot een vuile oorlog. Dershowitz was de man die het zestig pagina’s tellende dossier over Finkelstein op DePaul rondstuurde, waarmee het mogelijke dienstverband van Finkelstein een nationale kwestie werd – en Finkelstein uiteindelijk aan het kortste eind trok.

Wat vindt u nu van Dershowitz?

„Niet erg interessant eerlijk gezegd. Hij is intelligent, anders was hij niet op Harvard terechtgekomen. Maar de celebritystatus heeft hem intellectueel vermoord. Lees zijn boeken. Er zitten niet echt ideeën in. Geen wetenschappelijke ambities. Ze zijn leeg. En ik bedoel dat niet om hem belachelijk te maken. Ik word liever intellectueel uitgedaagd.”

Waarom schrijft u dan een boek dat grotendeels over hem gaat?

„Het gaat niet over hem maar over zijn bóek. En over het verkeerde beeld in de Amerikaanse samenleving van de mensenrechtenschendingen door Israël. Ik laat zien dat je een oplichter moet zijn om te doen voorkomen wat hij doet: dat Israël op superieure wijze met de mensenrechten omgaat. Dat klopt gewoon niet.

„Maar ik kan niet zeggen dat dit een grote intellectuele uitdaging was. Er zit niet één slim argument in dat hele boek. Zo claimt hij dat er meer Israëliërs dan Palestijnen zijn omgekomen wanneer je de verijdelde zelfmoordaanslagen meerekent. Dat niveau. Zoiets als: als mijn oma wieltjes had gehad was ze nu een kinderwagen.’’

Overdrijft u soms niet? U zei eerst dat hij zijn boek niet zelf had geschreven en moest daar later weer op terugkomen.

„Ik geloof dat hij het boek niet heeft geschreven.”

Maar u had geen bewijs.

„In september 2003 had ik een televisiedebat met hem. Uit het notenapparaat van zijn boek bleek dat hij tot en met juni 2003 aan het manuscript had gewerkt. Maar in september had hij geen idee wat er in het boek stond. Hij kende namen niet van mensen die hij citeert. Wat denk jij daarvan? Maar het is waar dat ik mijn stelling niet kon bewijzen, die heb ik ingetrokken.”

De Israëllobby probeert critici van Israël altijd controversieel te maken. Bewijst u ze met uw werkwijze geen dienst?

„Ik denk niet dat dit waar is. Ik bén niet controversieel. En ik probeer nu echt niet koket te zijn. Maar mensen lezen niet, dat is een van de grote problemen in de Amerikaanse cultuur. In mijn boek baseer ik mij op Amnesty, Human Rights Watch, een Israëlische mensenrechtenorganisatie. Ik citeer gematigde historici die over de hele wereld worden aangehaald.

„Mijn moeder haatte mijn stijl. Veel te saai, zei ze: kaarsvet dat uit een kaars druppelt. Ik ben extreem saai en methodisch. Een voetnotenvorser. Moet je de bladspiegel van mijn boek zien. Meestal is het één zin van Dershowitz en dan pagina’s platte tekst waarin ik bewijs waarom het niet klopt. Ik schrijf er heus niet op los.’’

Je krijgt de indruk dat u, na weken serieus onderzoek, soms gewoon even een grapje moet maken.

„Humor hoort erbij. Anders kan je net zo goed doodgaan.”

Maar uw grappen gaan meestal ten koste van iemand – daar begint de ellende.

„Als je tegenstander respect verdient, krijgt hij het van mij. Maar als hij niet serieus is, verdient hij het om belachelijk gemaakt te worden. Elie Wiesel bij voorbeeld. Is dat een schrijver, een filosoof? Luister je wel eens naar die man? ‘Schrijven is horizontaal, zwijgen is verticaal’. Ik bedoel, dat is Woody Allen! Personages uit Annie Hall!”

Ook nu kun je zien dat u ervan geniet hem belachelijk te maken.

„De héle Holocaust-industrie is welbeschouwd een grap. Elk jaar neemt het aantal slachtoffers toe! Alsof het om een nieuwe natuurkundige uitvinding gaat! Wat kun je doen, anders dan lachen? Als ik niet zou lachen, zou ik imploderen.’’

Maar diezelfde grappen hebben u in uw huidige situatie gebracht – geen werk, verstoten uit de academische wereld.

„Heb ik het ze gemakkelijker gemaakt met mijn grappen? Jazeker. Heb ik er spijt van? Nee. Zo ben ik. Dat heb ik ook van mijn ouders. Ken je de beroemde uitspraak van de anarchist Emma Goldman: ‘If I can’t dance I don’t want your revolution.’ Hetzelfde geldt voor mij en het lachen. Ik behoud me het recht voor om te lachen. En het recht om degenen belachelijk te maken die dat verdienen.”

U maakt niet alleen controversiële grappen. U hebt ook gezegd dat de mensenrechten in Israël vergelijkbaar zijn met die onder Saddam Hussein. Uw bewijs?

„Aan de vooravond van de eerste Golfoorlog heb ik de schendingen van de mensenrechten in Israël vergeleken met die van Saddam, op basis van rapporten van Amnesty. En in de bezette gebieden was op dat moment de situatie volgens Israël vergelijkbaar met die in Irak.”

De bezette gebieden – dat is toch niet synoniem aan Israël? En in Israël worden toch geen oppositieleden onthoofd?

„Nee, maar de bezette gebieden zijn wel een deel van Israël. En laten we de feiten bekijken. Israël had in 1987 als enige land in de wereld martelen toegestaan. Israël legaliseerde als enige land in de wereld gijzelnemingen. Israël legaliseerde als enige land in de wereld de vernietiging van huizen als straf. Mensen horen dit niet graag. Maar het zijn feiten.”

Vlak voor zijn gedwongen vertrek boekte Finkelstein nog een kleine overwinning op DePaul. Aanvankelijk had de universiteit, in lijn met de kritiek van joodse organisaties, geoordeeld dat hij te veel op de man speelde, en zich onvoldoende academisch had gedragen om voor een vaste aanstelling in aanmerking te komen. Maar drie weken geleden gaf de universiteit alsnog een verklaring uit dat Finkelstein een „voortreffelijke docent” is en een „productieve wetenschapper”, tot woede van Dershowitz.

Ondanks uw geval zijn er aanwijzingen dat de Israëllobby terrein verliest. Klopt dat?

„De lobby heeft duidelijk problemen. De consensus is doorbroken. Neem het boek van Jimmy Carter (Peace Not Apartheid, red.). De lobby zei dat het was betaald door sjeiks en dat Carter een sympathisant was van de nazi’s. Hij steunde terroristen. Maar zijn boek eindigde bovenaan de bestsellerlijst. Op Brandeis kreeg hij van 2000 mensen een staande ovatie. Toen Dershowitz opstond met zijn reactie verliet tweederde van het publiek de zaal. Ook de hoogleraren Walt en Maersheimer (auteurs van een harde kritiek op de Israëllobby, red.) hebben hun boek, ondanks protest van Dershowitz, bij een hoog aangeschreven uitgeverij onder weten te brengen. Dat zijn allemaal tekenen des tijds.”

Hoe komt dat?

„Door het debacle in Irak en het oppervlakkige idee dat Israël daar verantwoordelijk voor is. De dieper liggende reden is dat Israël er steeds slechter in slaagt de werkelijkheid van het Israëlisch-Palestijnse conflict te verbloemen. De feiten worden steeds breder bekend. De bezetting duurt nu veertig jaar en het is almaar moeilijker Israël te verdedigen. De consensus in de academische wereld gaat ook die kant op. Op campussen is Israël aanzienlijk minder populair dan tien jaar geleden.”

Er is gesuggereerd dat ze u vooral hebben ontslagen om het geld. De universiteit zou onder druk hebben gestaan van sponsors.

„Ik was een groot financieel risico voor de universiteit. Dat wist ik. Ik vond ook wel dat de universiteit in dat opzicht een argument had tegen mij. Het is een katholieke universiteit, men is kwetsbaar voor het verwijt van antisemitisme. En waarom zouden ze zo’n hoge prijs voor mijn aanwezigheid betalen?

„Ik had alleen gewild dat ze dit meteen hadden toegegeven. Ze hadden moeten zeggen: je hebt wetenschappelijk alle recht op een aanstelling maar als we je inhuren liggen we de komende twintig jaar onder vuur. Dan zou ik hebben gezegd: jullie hoeven niet te betalen voor mijn politieke ideeën, laten we een schikking treffen. Maar zij maakten ervan dat ik geen competente academicus ben. Dat is nu rechtgezet. En dat is goed.”

Wat zegt het over het wetenschappelijke klimaat in dit land dat geldgevers zo’n grote invloed hebben?

„Als je van geld afhankelijk bent bij de keuze van je wetenschappelijke personeel, als je kwetsbaar bent voor campagnes waarin wordt gedreigd minder geld te geven, dan tast dat natuurlijk de geloofwaardigheid aan. De universiteit wordt zo een circus. Zonder druk van buiten zou ik die aanstelling altijd hebben gekregen.”

Wat gaat u nu doen?

„Ik wil alleen maar schrijven en lezen. Ik heb een jaar geen serieus werk kunnen doen. Hoe ik aan mijn geld kom? Ik weet het niet, ik zal zien. Ik ben 53, dus gelukkig ben ik al op weg naar het einde.’’