Andrea Camilleri: Luigi Pirandello. Biografie van een verwisselde zoon. Vertaald door Manon Smits. Serena Libri. 280 blz. € 22,75
Nadat Andrea Camilleri (1925) van school gestuurd was omdat hij eieren naar een kruisbeeld had gegooid, is het nooit meer slecht met hem gegaan. Hij werd dichter en schrijver van romans en televisiefilmscenario’s en hij maakte carrière als theatermaker. Het was aan zijn regie van Eindspel te danken dat Italië in 1958 kennismaakte met Samuel Beckett.
Op zijn 69ste schreef hij het eerste deel van een reeks politieromans rond commissaris Montalbano. De boeken werden wereldwijd bestsellers. Of dat nog niet genoeg was verrast hij nu met een ongewoon persoonlijk getinte biografie van Luigi Pirandello (1867-1936), de even geniale als mysterieuze schrijver van romans, verhalen en toneelstukken.
Camilleri regisseerde in 1982 een reeks televisiespelen: L’Indizio (cinque inchieste per un commissario), oftewel ‘De aanwijzing (vijf onderzoeken voor een commissaris)’. De associatie met Zes personages op zoek naar een auteur, het sleutelstuk van Luigi Pirandello, spreekt ongeveer vanzelf voor een schrijver-regisseur als Camilleri. Maar de stap blijkt nog kleiner dan gedacht.
Beide mannen werden geboren in de Siciliaanse havenstad Porto Empedocle, in geslachten van zwavelfabrikanten. Beiden onttrokken zich aan hun milieu, werden kunstenaar en legden zich toe op literatuur en theater. Bovendien schampten hun levens in zekere zin langs elkaar. In de nalatenschap van zijn ouders trof Camilleri een document waarmee in mei 1891 twee huwelijken werden gearrangeerd: dat van zijn ouders en dat van Luigi Pirandello.
Het zou wel eens kunnen dat de vondst van dat stuk papier Camilleri het zetje heeft gegeven om een Pirandellobiografie toe te voegen aan de stapel die er al lag. Zíjn Pirandellobiografie. Een persoonlijke studie van diens werk in relatie tot het bestaan in een land, een streek, een cultuur die ze als een soort broeders gemeen hebben – met dat oude huwelijkscontract als getuige.
Dit boek richt om te beginnen een monument op voor hún Sicilië zoals dat heeft bestaan tot ver in de vorige eeuw. Het beschrijft de rol van geweld en ontrafelt bijna vertederd de autoritaire gezagsverhoudingen. Het documenteert het traditionele familieleven, met het gearrangeerde huwelijk als strategisch instrument, de bruidsschat als wisselgeld en de familie-eer als verdwijnpunt. Verder analyseert Camilleri op de wieken van Pirandello’s leven het Siciliaanse bijgeloof dat het katholieke geloof overstijgt.
Maar natuurlijk vertelt hij in de eerste plaats over Luigi Pirandello in dit drieste boek, waarmee hij ‘de reusachtige puzzel’ hoopt te leggen die hij onderscheidt in ‘de wisselwerking tussen Pirandello’s privéleven en zijn werk als schrijver’.
Hij baseert zich op de biografische auteurs die hem voorgingen. Die hij citeert, bewondert en bekritiseert. Maar eigenlijk laat hij ze links liggen. Hij doet het liever zelf: hij associeert citaten uit Pirandello’s werk met diens leven, en laat er vervolgens insinuaties, ideeën, conclusies en psychologische theorieën op los. Hij beschrijft gesprekken, ruzies, incidenten alsof hij achter de deur heeft meegeluisterd, gedachten of hij mediamiek begaafd is en de tumultueuze première van Zes personages op zoek naar een auteur of hij er, vier jaar voor zijn geboorte, zelf bij was. Mag dat? Kan dat? Misschien niet. Maar het levert een verleidelijk boek op.
Zo citeert hij uit Pirandello’s brieven aan de bruid die hem is toegevallen. De brieven zijn prachtig. En opdringerig, bijna stalkend, merkt Camilleri op. Daarna zet hij uiteen dat Pirandello dolverliefd was, niet op het meisje maar op het beeld dat hij zich van haar had gevormd en waarnaar zij zich nu door hem zou moeten laten kneden. Dat het huwelijk een ramp wordt, is voor Camilleri geen verrassing: Luigi wordt natuurlijk een diepteleurgestelde echtgenoot, zijn Antonietta op den duur knettergek. Maar, weet hij nog even te vertellen, hij heeft aanwijzingen dat ze elkaar langdurig als minnaars zijn blijven behagen. Inderdaad, dat doet niet ter zake, Maar bij al hun ellende is het aardig om het te weten, c.q. te geloven.
Camilleri (en hij niet alleen) stelt vast dat Pirandello zijn werk baseerde op zijn eigen leven. Hij leefde en vergaarde materiaal. Geen wonder dat hij een stuk maakte over personages die wachten tot een schrijver ze oppikt – zijn hoofd zat er vol mee.
Op op zijn beurt legt Camilleri Pirandello’s teksten weer langs diens leven. Hij doet een stap achteruit, ontwart hoe het werkelijk is geweest (niet altijd simpel want Pirandello fabuleerde nogal eens over zijn geschiedenis) en verwerkt alles tot dit levensverhaal, met als motto: ‘je kunt het leven leven door het te schrijven’.
En het werkt. Dit boek biedt inderdaad de indruk dat je Pirandello nabij komt, en het sleept in het voorbijgaan de lezer mee in zijn enthousiasme voor diens werk.
Camilleri ging te werk of hij een zogenaamde biopic maakte, een biografische speelfilm. Immers, wie zo’n film maakt zal, veel meer dan iemand die een biografie schrijft, zonder al te veel scrupules moeten gissen en invullen: hoe liep Virginia Woolf toen ze zich ging verdrinken? Hoe keek Hemingway voor hij op olifantenjacht ging? Hoe deed de jonge Pirandello toen hij bij de minnares van zijn vader diens schoenen onder een gordijn zag uitsteken? We weten het niet, we waren er niet bij. Filmers tonen het toch, en Camilleri, misschien onder invloed van zijn ervaring als scenarioschrijver, neemt een zelfde vrijheid.
Brandpunt van zijn biografie is de troebele verhouding van Pirandello met zijn vader. Hij haatte hem, verachtte hem, distantieerde zich van hem. Allemaal met reden. Maar toen die vader zwaar dementeerde, verzorgde hij hem, tot ieders verbazing, in zijn armelijke huis. Camilleri ontleent aan hun verhouding het thema dat hij tot ondertitel van zijn boek promoveerde: ‘de verwisselde zoon’. Pirandello zou getekend zijn door het verlangen om waar te maken dat hij een ‘wisselkind’ was, en geen kind van zijn vader kon zijn. Maar de theorieën worden steeds gewrongener. Camilleri komt er niet uit.
Pirandello mag zijn vader haten, ontsnappen wil hij aan iets anders: hij wil zichzelf, zijn bestaan, zijn denken, zijn kunst, een reden geven. Hij zoekt een oorzaak. Hij verzet zich tegen het idee dat je familie, je milieu, je omgeving, de wereld, zomaar een identiteit om je schouders leggen – dat is zijn drama, daar heeft hij over geschreven.