Dit stuk gaat over een fenomeen dat ik niet van eigen aanschouwing ken. Het heet Second Life en het is een uitgestrekt domein op internet waar je je op kunt bewegen, door de gedaante aan te nemen van een avatar. Ilja Leonard Pfeijffer heeft een half jaar op Second Life doorgebracht. Hij is een uitstekend uitlegger, hij heeft mij, die nog nooit een zelfstandige stap op internet heeft gezet, kunnen uitleggen wat het zou kunnen betekenen om jezelf een avatar aan te meten.
Wat ik ervan begrijp is dat een avatar vergelijkbaar is met een personage. En dat maakt het boekje interessanter dan zomaar de beschrijving van het zoveelste webfenomeen. Het gaat over iets fundamenteels: het bezielen van een maaksel. Pfeijffer is een half jaar lang zo’n maaksel geweest, maar dan in de vorm van een zelf ontworpen tweedimensionaal poppetje genaamd Lilith Lupardi.
Second Life wordt gepresenteerd als een reisverslag, verteld door de avatar, Lilith, zelf. ‘Dit is een raar boek. Het gaat over mij en toch ook weer niet. Het gaat over de avonturen van de vrouw die ik ooit in het echt ben geweest. Of misschien was zij mij wel. Ik weet het ook niet zo goed.’ Hiermee zitten we middenin het probleem. De verhouding tussen avatar en bediener, Lilith en Pfeijffer. De laatste wist het meteen zeker – hij zou ‘in het echt’, in het digitale hiernamaals dus, alles zijn wat Pfeijffer niet is, dat wil zeggen: begeerlijk.
Voor hij wist wat er gebeurde had zij onbedaarlijke benen, en borsten die de grenzen van het cosmetisch denkbare aftasten. Dit is in enkele stadia gegaan, maar telkens hadPfeijffer de keuze, en telkens werd het een shot digitale botox. Waar God (zoals voorgesteld door Vondel) voor zijn eerste avatar Lucifer koos, een engel met vrije wil, daar ontwierp Pfeijffer Lilith Lupardi, een schepsel dat ten enen male niet in opstand komt tegen de plannetjes van haar maker.
Er staan in het boekje ongeveer honderd ‘foto’s’ van haar afgedrukt, maar op géén ervan vertoont zij iets dat in de verste verte kan duiden op een unieke, karakteristieke trek of lichaamshouding. Ze heeft geen herinnerbare gelaatsuitdrukking. Merkwaardiger nog: Lilith beschikt niet over zoiets als een blik. Pfeijffer beschrijft inzichtelijk hoe je letterlijk elk lichaamsdeel voor je avatar kunt kopen, voor de Linden Dollars die in Second Life als betaalmiddel fungeren . Maar ‘een spiegel van de ziel’ is niet te doen.
Kennelijk is het Pfeijffer, die heel wat en sierlijk af filosofeert, ontgaan. Of het is taboe? Dat kan ook. Waar er in het Min Eerste Leven, het Paradijs, maar één verbod heerste, daar wemelt het in Second Life van de zelfcensuur-achtige taboes. De belangrijkste: nooit vragen naar de naam van de bezieler, de resident. Daarin lijkt het op het vorige kunstmatige paradijs, de heteroseksuele pornografie. Daar is bijvoorbeeld de mannenblik in de camera een volstrekt anathema. Net als denken: hé, dit meisje had mijn dochter kunnen zijn.
Het lijkt me een onanoir Paradijs, zoals Pfeijffer het beschrijft aan de hand van zijn Lilith en haar, kruippakjes en jarretelgordeltjes. Er zijn weinig redenen om aan te nemen dat de andere vrouwen, niet ook avatars van mannen zijn. De avatars spreken overigens chattend met elkaar, schriftelijk dus. De teneur van dit chattende leven is, logisch, lesbisch – zoals gedroomd door nerds. Althans: in het relaas van Pfeijffer, die Lilith als beroep ‘paaldanseres’ laat kiezen.
De grote vraag waar je tijdens de lectuur mee komt te zitten is dan ook een literaire. Wat zou er gebeurd zijn als Pfeijffer zijn avatar had opgevat als een dramatisch of een mythologisch of theologisch personage, en aan haar dezelfde eisen had gesteld als, zeg, God aan Adam? Ik bedoel: had Pfeijffer er überhaupt voor kunnen kiezen om zijn personage naar iets te laten verlangen dat er op Second Life niet is? Ik bedoel: kun je je avatar op Second Life op zoek laten gaan naar het onmogelijke?
Betekent Second Life op gaan automatisch dat je, net als Dante bij het betreden van het Inferno, alle hoop moet laten varen?
De Eerste Wereld dringt met reclame, propaganda en levensbeschouwing door. Maar aan het omgekeerde wijdt Lilith-Pfeijffer geen enkele principiële gedachte. Hoe werkt het Tweede Leven in op het persoonlijke Eerste. Nu ja, één keer komt hij in het Eerste leven een geluidsman van een televisieploeg tegen. De heren ontdekken dat ze allebei een avatar hebben. Of zijn. ‘Dus jij bent een man?’ vraagt Pfeijffer. ‘Jij niet dan?’
Schaamte is iets waarover in dit boekje nauwelijks wordt nagedacht. Toch is schaamte even onontbeerlijk voor begrip van Second Life als zondebesef voor het oeuvre van De Sade. Het is op Second Life taboe om je te schamen. Het onmogelijke op Second Life, zoals in dit boekje beschreven door Pfeijffer, is dus: de avatar die datgene waarvoor haar resident zich het meest schaamt, prijsgeeft. Zijn identiteit.
Zoals gezien door de bril van Lilith is Second Life zoals beleefd door Pfeijffers een soort Dark Room. Hij kan er vergeten dat hij een man is. Een man is veel, maar één tergend raadselachtig iets is hij niet. Namelijk degene die hij begeert. En het rijke Westen in zijn geheel eerder begeriger dan begeerlijker. We kijken als nooit voorheen het begeren af. In de Dark Room van het Tweede Leven neemt men wraak op de macht die de begeerde over je uitoefent. Men heeft háár in de macht, als een pornoregisseur zijn modellen. In werkelijkheid hangt men zelf aan de touwtjes van het onbeheersbare. Vroeger heette dit: junkieverdriet; toen ging je er nog echt dood aan.
‘Het gaat over de vrouw die ik in het echt ben geweest. Of misschien was zij mij wel.’
Als ik het goed begrijp dan gaat het er in Pfeijffers Second Life niet fundamenteel anders toe dan in om het even welk kunstmatig paradijs van de Eerste Wereld. Hij noemt wat hij in Second Life meemaakt bij herhaling ‘belangrijk’, belangrijker dan Lilith kan weten. Het is belangrijk om er achter te komen dat je in het vederlichte vervelingsvacuüm van Second Life uiteindelijk de souteneur bent van je avatar. Daar eindigt het boekje mee, als Pfeijffer Lilith in de verkoop doet, en zich, met een soort make-laarsmelancholie afvraagt waarom het zo onuitstaanbaar is dat misschien wel niemand zal merken dat Lilith in handen van een andere bezieler is overgegaan. ‘Toch zal ik je missen’. Enfin, we hebben de Eerste Wereld nog, waar er altijd iemand plotseling zo onbeschaamd en dapper kan zijn om je te vragen wie je bent.
Ilja Leonard Pfeijffer: Second Life.
De Arbeiderspers, 128 blz. €14,95
De gehele tekst is te lezen op nrc.nl/boeken