Bijna op de dag af negen jaar heeft de verbintenis tussen de autofabrikanten Daimler-Benz en Chrysler geduurd. De combinatie die volgens voormalig bestuursvoorzitter Jürgen Schrempp „in de hemel werd gesloten” kwam gisteren roemloos ten einde en heeft met name Daimler-Benz alles bij elkaar miljarden gekost.
Van begin tot eind was de fusie een financiële catastrofe. De Amerikaanse investeerder Cerberus betaalt Daimler-Benz voor een belang van 80,1 procent (Daimler houdt de rest) in Chrysler 5,5 miljard euro. Een schijntje ten opzichte van de 35 miljard die Daimler in aandelen in 1997 voor Chrysler neertelde. Bovendien wordt het grootste deel van het verkoopbedrag – rond de 3,7 miljard euro – direct in de kas van Chrysler gestort.
De financieringsdivisie van Chrysler krijgt ook nog eens 800 miljoen mee en Daimler verstrekt daar bovenop nog een lening van 300 miljoen aan Chrysler. De zware alimentatieverplichtingen van Daimler-Benz zijn nodig om Chrysler schuldenvrij aan Cerberus over te doen. In ruil daarvoor wordt Daimler verlost van de 18 miljard dollar aan verplichtingen voor zorgverzekeringen die op de begroting van Chrysler drukken.
Niet zonder cynisme werd met name in de Duitse media vandaag ingehakt op de megalomanie van voormalig topman Schrempp en zijn Welt AG, de benaming die hij zijn wereldomvattend autoconcern had gegeven. Financieel heeft hij een ravage veroorzaakt. „De grootste kapitaalvernietiging die een Duitse bestuursvoorzitter ooit heeft aangericht”, constateerden boze beleggers vorige maand tijdens de laatste aandeelhoudersvergadering van het bedrijf in de Messe van Berlijn.
Op het eerste gezicht komt Chrysler er beter af dan Daimler. De tijd dat het bedrijf met aerodynamische automodellen en compacte terreinwagens de trend zette in de Amerikaanse auto-industrie, een ontwikkeling die al in de jaren twintig van de vorige eeuw begon, was al lang verleden tijd voordat de ingenieurs van Mercedes-Benz in 1997 hun intrede deden in Detroit. Zij verbeterden de productiemethoden en de kwaliteit van de producten van Chrysler, dat via de Duitsers toegang kreeg tot geavanceerde en moderne autotechniek. In Stuttgart voelde men de pijn van dit verlies van hoogopgeleide technici. Mercedes kampte met kwaliteitsproblemen, en met name BMW en Audi streefden Mercedes-Benz op zijn thuismarkt voorbij.
Maar Mercedes-Benz heeft ook geprofiteerd van Chrysler en zal dat ook na het afscheid blijven doen. Gezamenlijk maken beide bedrijven ruim vier miljoen auto’s. Ze blijven gezamenlijk inkopen, zodat bij de toeleveranciers miljarden aan besparingen kunnen worden weggehaald. In Europa blijven de verkooporganisaties van Chrysler (Jeep, Voyager en Dodge) opereren onder Mercedes-Benz. In de VS, waar Mercedes-Benz een kwart van zijn 200.000 auto’s in de duurste S-klasse afzet, zijn de verkooporganisaties altijd strikt gescheiden geweest.
Dieter Zetsche, die in zijn jaren als topman van Chrysler in de VS 26.000 man ontsloeg en 12 fabrieken sloot, heeft in het jaar dat hij nu de scepter zwaait bij Daimler in Stuttgart vakkundig puin geruimd. De bestuursvoorzitter reduceerde de productielijn van het stadsautootje Smart tot één, deed Mitsubishi van de hand (behalve de lucratieve truckdivisie) en heeft nu Chrysler verkocht.
Maar de ironie van het verhaal blijft dat Zetsche met name door zijn vakmanschap dat hij in Detroit etaleerde in beeld kwam als opvolger van Schrempp. „De beslissing nu afscheid te nemen van Chrysler was daarom geen gemakkelijke”, zei Zetsche gisteren. Sinds februari is de koers van Daimler door alle verkoopgeruchten van Chrysler met 25 procent gestegen. Dat heeft een overname van Daimler zelf door investeerders weer een beetje minder waarschijnlijk gemaakt.