Maarten Scholten
Bijna was de wielerwereld in juni 1996 opgeschrikt door een grote dopingaffaire bij de Duitse ploeg Telekom. De Belgische oud-verzorger Jef d’Hont vertelt in zijn boek Memoires van een wielerverzorger, waarvan het Belgische weekblad Humo deze week een deel publiceerde, hoe het op het nippertje niet zo ver kwam.
D’Hont, als renner en soigneur meer dan vijftig jaar betrokken bij de wielersport, werkte van 1992 tot en met 1996 bij Team Telekom, de voorloper van T-Mobile. In zijn boek beschuldigt hij zijn vroegere werkgever van het structureel verstrekken van dope aan renners.
Na de Ronde van Zwitserland rijdt d’Hont met een camper vol dopingprodukten die hij had opgehaald bij de universiteit van Freiburg naar huis, schrijft hij. Bij de grens, in het Luxemburgse Martelange, wordt de verzorger aangehouden. De douane opent de auto. „Ik had de hele dopingapotheek van Telekom bij me. Ik was kaputt, ik hing.” Tot een van de douaniers iets anders opmerkte. Er zit geen tolvignet op de auto. Aandacht afgeleid, d’Hont betaalt en mag doorrijden. „Met de bibber in mijn benen. Ik was aan de hel ontsnapt.”
Twee jaar later ontplofte de wielerwereld alsnog. Willy Voet, een Belgische soigneur van de Festina-ploeg, werd vlak voor de Tour aangehouden bij de Franse grens met een ploegwagen vol dope. In zijn boek Prikken en slikken onthulde hij in 1999 de dope-praktijken in het peloton. Vanaf begin jaren negentig was het gebruik van epo en groeihormoon eerder regel dan uitzondering.
Het boek van d’Hont is een variatie op het thema van Voet. De Belg beschrijft hoe ook bij Telekom een dopingsysteem onstond. Via de renners Uwe Ampler en Uwe Raab, beiden daarvoor in dienst van het Nederlandse PDM, komt de ploeg in aanraking met epo. „Nu epo zijn intrede had gedaan in onze ploeg, besloten de dokters van de universiteit van Freiburg om Olaf Ludwig op die manier te prepareren voor het WK [in 1993] in Oslo. Er werd een dopingschema opgesteld voor Ludwig. Hij zou in totaal tien keer duizend eenheden epo ingespoten krijgen.”
Volgens d’Hont werd het dopegebruik daarna verder gestructureerd. „Het eposysteem werd geïnstalleerd binnen de Telekomploeg. De dokters van de universiteit van Freiburg zouden het product rechtstreeks aan de renners bezorgen. Als de dokters niet aanwezig waren, of de renners waren moeilijk te bereiken, dan zouden de verzorgers als tussenpersonen optreden. Ik zou de komende maanden vaak via DHL vanuit Duitsland een pakje ontvangen. De inhoud: enkele epospuiten en een gebruiksaanwijzing.”
D’Hont noemt de toenmalig Telekom-manager Walter Godefroot, nu adviseur van de Astana-ploeg, de spin in het web. „Hij organiseerde het dopingsysteem en financierde het samen met zijn rechterhand Eddy Vandenhecke. De apotheek in Freiburg werd per overschrijving betaald via de ‘bvba Godefroot’ in Drongen. Godefroot liet de renners via twee verzorgers alles tot de laatste cent terugbetalen.”
Ook de toprenners van Telekom in die periode moeten het ontgelden. De Deense kopman Bjarne Riis, nu manager van de CSC-ploeg, dankt volgens d’Hont zijn Tourzege van 1996 voor een groot deel aan epo-gebruik. „Al jaren hoor ik dat Bjarne Riis een bijnaam had in het peloton. ‘Mister Zestig Procent’, omdat zijn hematocrietwaarde na een zware epokuur ooit zestig gehaald zou hebben. Maar het klopt niet. Hij was Mister Vierenzestig Procent. Bjarne Riis was bij momenten een toffe kerel, maar hij kon niet van de epo blijven. Hij overdreef. Het epogebruik was al aanwezig, maar door Riis is de zaak geëscaleerd. Het was gewoon niet mooi meer.”
D’Hont beweert dat hij erbij was toen Riis in de tweede helft van de Tour lachend uitriep: „Jef, Jef, kom eens kijken. Ik heb 64!” Ongevaarlijk was dat niet, bleek in de slotfase van de Tour. „Riis kon nauwelijks nog zijn vingers bewegen. Zijn lichaam was helemaal verkrampt. Het was helemaal ontregeld door alle overdosissen. Te veel epo, te veel groeihormoon, te veel testosteron, te veel bloedverdunners. Zijn bloed was slijmige stroop geworden, zo dik dat hij elk moment kon overlijden aan een hartstilstand. Die krampen in Riis’ handen, dat was zo overdreven. De dokter heeft hem toen tientallen spierontspanners toegediend, en ook flebitisspuiten in zijn buikvlies gegeven, om bloedklonters tegen te gaan en zijn bloedcirculatie te bevorderen. Níets kon hij nog, zo erg was het. Maar goed, het is toen nog goed afgelopen. Riis won de Tour en was de grote held.” Eigenlijk had die Tour moeten worden gewonnen door Jan Ullrich, stelt d’Hont. „Het lichaam van Ullrich, dat was fenomenaal. Eén spiermassa. (...) Ook al stond hij wat te dik, elk spiertje voelde ik tussen mijn vingers glijden.”
In een interview met Der Spiegel zegt d’Hont deze week dat Ullrich, begin dit jaar gestopt wegens betrokkenheid bij het Spaanse bloeddopingschandaal rond arts Eufemiano Fuentes, geen grootgebruiker van epo was. Ook over sprinter Erik Zabel is hij terughoudend. „Hij is een van de zuiverste renners van zijn generatie.”
In het Duitse opinieblad ontkennen betrokkenen de beschuldigingen van d’Hont, die in het wielermilieu Jef Bidon heette en die in 1998 werd veroordeeld wegens zijn rol in de Festina-affaire. Ex-manager Godefroot laat via zijn advocaat weten dat hij niemand heeft aangezet tot het gebruik van verboden middelen. Riis en Ullrich hebben sinds het verschijnen van het boek nog niet gereageerd.