Drie weken geleden noemden veel landen in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties het kritische rapport van Nobelprijswinnares Jody Williams over de toestand in Darfur nog „illegaal”. Ze wilden zelfs verhinderen dat de raad over het rapport, dat onder druk van de Europeanen was geproduceerd, debatteerde.
Vorige week werd er toch, urenlang én hard, over gesproken. En gisteren besloot diezelfde raad, alwéér op Europees initiatief, unaniem het Darfur-rapport te erkennen. Ook werd onafhankelijke VN-mensenrechtenrapporteurs gevraagd om verslagen over de West-Soedanese regio te maken.
Verslagen. Debatten. Iedereen weet dat de raad tekortschiet als het om Darfur gaat. Volgens de VN zijn daar sinds 2004 200.000 mensen vermoord; tweeënhalf miljoen zijn er op de vlucht. Dat gaat onverminderd door – de raad heeft geen luchtmacht, zijn beslissingen zijn niet bindend. Toch zijn velen nu minder pessimistisch over de toekomst van de raad dan drie weken geleden.
Toen geloofde niemand dat de Europese landen (die met acht van de 47 zetels zwaar in de minderheid zijn) ‘Darfur’ überhaupt op de agenda zouden krijgen. Laat staan om er een beslissing over te forceren, hoe zwak ook. Afrika en Azië waren ertegen. Sinds de oprichting van de raad, vorig jaar, hadden zij alles wat zíj wilden weten door te drukken en alles geblokkeerd wat de Europeanen voorstelden. Door die polarisatie tussen the west and the rest zagen velen Darfur als nagel aan de doodskist van de raad. Als hét internationale orgaan waar mensenrechtenschendingen aan de kaak moeten worden gesteld, de allergrootste schending zelfs niet bespréékt, is dat een aanfluiting.
Maar gisteren werd die polarisatie ineens doorbroken. Ten eerste heeft de Europese Unie, als blok, strategischer gemanoeuvreerd dan voorheen. Ten tweede hadden gematigde Afrikaanse landen voor het eerst de moed om de Afrikaanse eenheid te doorbreken.
Tot nog toe klaagde de EU alleen maar dat Afrikanen en Aziaten de boventoon voerden met extremistische teksten over Israël, en alle kritiek op zichzelf torpedeerden. Maar zelf diende de EU geen voorstellen in. Ze was passief. Slachtofferachtig. Met Darfur nam de EU eindelijk zelf initiatief.
De Unie wilde liefst de Soedanese regering veroordelen, die zij verantwoordelijk houdt voor het geweld. Maar dat zouden Afrikaanse en islamitische landen afstemmen – met steun van andere derdewereldlanden, die westerlingen momenteel graag inpeperen dat je met arrogant machtsvertoon in Afghanistan en Irak geen vrienden maakt. Dus stelde de EU in december voor om een onderzoeksteam op Darfur te zetten. Daar kon niemand tegen zijn.
Deze missie onder leiding van Jody Williams werd schaamteloos tegengewerkt door Soedan, dat rekende op rugdekking van de meerderheid in de raad. Die rugdekking kwam ook. Toen de EU deze week voorstelde om Williams’ aanbevelingen aan te nemen en er rapporteurs op te zetten (van wie vuurwerk verwacht kan worden), kwam de Afrikaanse groep met zijn eígen voorstel. Daarin werd het Williams-rapport niet genoemd en werd Khartoum gespaard. Dat ging gematigde Afrikaanse landen als Zambia en Ghana te ver, en sommige Aziaten en Latijns-Amerikanen ook.
Zo doorbrak de EU de ‘heilige’ eenheid in het Afrikaanse blok. Dus moesten de Afrikaanse hardliners onderhandelen om dat te maskeren. Uit de Europese tekst werden wat woorden geschrapt of anders geformuleerd. Maar inhoudelijk bleef die intact. Toen alle Afrikanen eenmaal achter het EU-voorstel stonden, schaarden landen als Pakistan en China zich er ook maar achter. Anders zouden ze ineens in de minderheid zijn.
Daarmee staat Darfur prominenter op de agenda van de volgende raadszitting, in juni, dan velen eergisteren hadden durven hopen. De ellende van de slachtoffers is geenszins voorbij. Maar de raad doet, tot op zekere hoogte, eindelijk wat hij moet doen: de verantwoordelijken steeds verder in de hoek zetten.