Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Politiek

Belastingaangifte als toneelstukje

U moet jaarlijks vóór 1 april uw belastingaangifte indienen, hetgeen dit jaar veel weg heeft van een mislukte grap.

De maand maart behoort toe aan belastingalmanakken, aangiftecampagnes van vakbonden en rechtswinkels en schoenendozen met bonnetjes. Dit jaar was bijzonder. Terwijl de gewone burgers op hun aangifte zwoegden, hielden belastingambtenaren een estafettestaking voor 2,5 procent meer loon en een 13de maand.

Dat was nadat de fiscus had opgeroepen even geen elektronische aangifte te doen wegens een computerprobleem en nadat onduidelijkheid was ontstaan over de bijleenregeling, een onderdeel van de hypotheekrenteaftrek. Bovendien riep de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, de Belastingdienst uit tot het overheidsorgaan dat de meeste klachten oplevert.

Zo rampzalig is dat allemaal ook weer niet. Lang niet alle belastingkantoren waren bij de stakingen betrokken, de computerproblemen besloegen maar een paar dagen in februari en als allergrootste overheidsdienst genereer je ook de meeste klachten.

Overdrijven is ook een kunst en die verstaat Tweede Kamerlid voor de VVD Ineke Dezentjé Hamming. Zij voerde de fiscaal barre maartmaand aan als reden om dit jaar de uiterste inleverdatum te verschuiven van 1 april naar 1 mei. „Miljoenen belastingbetalers zitten met de handen in het haar omdat zij de aangifte niet op tijd afkrijgen”, betoogde zij met het nodige gevoel voor dramatiek.

Ze is in de opmerkelijke gebeurtenissen die zich toen ontrolden, de enige parlementaire routinier. Want de fiscaal specialisten van regeringspartijen CDA en PvdA in de Tweede Kamer, de Kamervoorzitter en de staatssecretaris van Financiën zijn nieuw.

Die laatste, Jan Kees de Jager (CDA), staat onbevangen tegenover de fiscaliteit en sprak als bewindsman voor het eerst de Tweede Kamer toe. Binnen de kortste keren had Dezentjé Hamming hem klemgezet. Een maand uitstel was de bewindsman te gortig. „Maar mocht de Kamer vinden dat het voor de beeldvorming goed is om alles een weekje op te schuiven, dan ben ik daartoe bereid”, zei De Jager.

Een makkelijk inkoppertje voor de Kamer zou je zeggen. Maar die liet de bal voor het doel liggen toen de bewindsman er verhelderend aan toevoegde dat er „ontzettend veel dingen niet goed gaan bij de Belastingdienst”.

Interessant, maar wat is nou de uiterste inleverdatum? Kamervoorzitter Gerdi Verbeet had kunnen helpen door haar goede voornemen uit te voeren om toezeggingen van bewindslieden nog eens ondubbelzinnig samen te vatten.

De media interpreteerden de woorden van de staatssecretaris allemaal anders en een dag later bleken de Kamerleden die het debat hadden gevoerd, zelf niet in staat chocola te maken van de gevoerde discussie.

Met nog enkele dagen te gaan was de uiterste inleverdatum nog steeds mistig. In een herkansing vroeg de Kamer staatssecretaris De Jager binnen 24 uur alsnog duidelijkheid te scheppen. Dat gebeurde; de staatssecretaris verschoof de uiterste inleverdatum van 1 naar 6 april 2007.

Alles lijkt verdacht veel op een mislukte 1 aprilgrap. Als die „miljoenen belastingbetalers die met de handen in het haar zitten” echt bestaan, dan hebben ze aan die vijf dagen ook niet veel.

De fiscus gunt trage mensen altijd al een uitlooptijd, doorgaans van twee à drie weken. Pas daarna volgen boetes.

Aertjan Grotenhuis