Manuale d’amore. Regie: Giovanni Veronesi. Met: Jasmine Trinca, Silvio Muccino, Sergio Rubini. In 3 bioscopen.
Op de scooter door Rome met een mooi meisje achterop: zo begint de verliefdheid in Manuale d’amore van Giovanni Veronesi en de scène laat meteen zien dat de regisseur geen clichés schuwt. Sinds Gregory Peck en Audrey Hepburn zo door die stad reden in Roman Holiday (William Wyler, 1953) is dit een beeld dat in één klap alle kant en klare associaties oproept die bij een romantische komedie horen. Maar het is een cliché dat je niet helemaal koud laat. De lichtvoetige, zorgeloze wereld die het suggereert, is daar te aangenaam voor.
Zo zitten eigenlijk alle liefdesverhalen in Veronesi’s film in elkaar. Van de echtgenoot die na jaren huwelijk niet meer hoort wat zijn vrouw zegt, tot de man die wordt betrapt terwijl hij vreemdgaat en zich onder het bed moet verstoppen – geen van de hoofdpersonen zijn bijzonder origineel. Maar de regisseur weet zich genoeg in te houden om dat niet hinderlijk te maken en de bekende situaties opnieuw effectief te laten zijn.
De Manuale d’amore, het handboek van de liefde uit de titel, is een gesproken zelfhulpboek waarvan de eerste passages tijdens de begintitels in een opnamestudio door een vrouw worden ingesproken. Het bestaat uit vier hoofdstukken – de verliefdheid, de crisis, het verraad en de verlatenheid – die corresponderen met de vier episodes van de film.
De vier fases krijgen van Veronesi elk een eigen toon. De liefde van werkloze Tommaso, die in het eerste deel een lift geeft aan Giulia en haar daarna om haar telefoonnummer vraagt, is het eenvoudigst en daarom het meest innemend. De koppigheid waarmee hij haar eerst afzet en later achtervolgt wanneer ze als reisgids toeristen toespreekt op het Piazza Navona is zowel gepassioneerd als grappig. Voor de rij-instructeur en zijn vrouw die in het tweede deel een huwelijkscrisis doormaken, kiest Veronesi voor een rustige stijl; voor de ontrouw en het verraad waarmee een verkeersagente wordt geconfronteerd ligt de kluchtigheid voortdurend op de loer. In het slotdeel keert de soberheid geleidelijk terug voor de eenzaamheid van een arts die door zijn echtgenote is verlaten.
Carlo Verdone speelt hem met een mooie onhandigheid die kenmerkend is voor alle acteurs in de film. Charmant zijn de kleine terzijdes naar de camera en het commentaar in de voice-over dat de personages leveren op hun eigen liefdesleven. Telkens blijken de dingen die ze hardop denken en de verklaringen die ze afleggen, weinig meer dan de leugentjes waarmee ze alleen zichzelf even voor de gek kunnen houden.
Naast het verkeer in Rome, waar ieder op zijn eigen manier doorheen moet manoeuvreren, is het dat wat de episodes verbindt en wat de sterkste troef van Manuale d’amore is: alleen door dat zelfbedrog kan de liefde toch steeds als een verrassing komen.