Onder toeziend oog van de opsporingsdienst FIOD-ECD en de douane is in 2003 een schip uit de Rotterdamse haven vertrokken met onderdelen voor het vervaardigen van T-54- en T-55-tanks, bestemd voor Eritrea. Het land was op dat moment verwikkeld in een gewelddadig conflict met buurland Ethiopië. Het wapentransport gebeurde ondanks een tip van Belgische autoriteiten dat militaire goederen aanwezig waren in de haven van Rotterdam. Nederland heeft nooit toestemming gegeven de militaire goederen door te voeren. Dit blijkt uit antwoorden op Kamervragen die minister Bot (Buitenlandse zaken, CDA) begin deze week naar de Kamer heeft gestuurd.
„De FIOD-ECD en de douane hebben te laat gereageerd op het verzoek van de Belgische autoriteiten om toezicht te houden op de goederen na aankomst in de haven van Rotterdam”, schrijft Bot. Het schip kwam uit de haven van Antwerpen voordat het via Rotterdam naar Eritrea vertrok. Na het vertrek heeft de Nederlandse regering „al het mogelijke gedaan” om te helpen voorkomen dat het transport Eritrea zou bereiken. Dit bleek tevergeefs.
België had eerder een schikking getroffen met de rederij van het schip om naar Rotterdam te varen. Het schip verliet echter, tegen de afspraken van de schikking in, alsnog de haven. Pas na dagen kwam de FIOD-ECD poolshoogte nemen. Het schip was toen al onderweg naar het oorlogsgebied.