Wij aten geen sushi met de moordenaars van Aleksandr Litvinenko en Anna Politkovskaja. Wel aten we chatsjapoeri en sjasliek, onder een goed glas saperavi. Als er althans waarheid schuilt in de memo die de Italiaan Mario Scaramella op 1 november overhandigde aan Aleksandr Litvinenko in de Itsu sushibar in Londen. Wat zeer de vraag is.
Volgens dit memo zou een groep KGB-veteranen een dodenlijst afweken. Politkovskaja was al dood, Litvinenko zou volgen, zo staat in dat memo. Litvinenko nam de informatie met een korreltje zout. Hij werd tijdens het gesprek in de sushibar met polonium 210 vergiftigd, Scaramella eveneens.
Volgens Daily Telegraph gaat de Scaramella-memo over kolonel Valentin Velitsjko en de KGB-veteranenbond ‘Eer en Waardigheid’. Andere kranten kwamen daar eerder mee, maar minder gedetailleerd. (Hier nog meer, en hier)
The memo claimed that agents of the Russian security services and an organisation called Dignity and Honour, run by a Colonel Velentin Velichko, were trying to kill the “enemy No 1 of Russia” and his “companion in arms” - exiled billionaire Boris Berezovsky and Alexander Litvinenko.
Referring to Mr Scaramella, and Paolo Guzzanti, the chairman of the Metrokhin commission on KGB activities in Italy, it said: “Names of MS and PG are often mentioned in confidential talks of intelligence officers of Russia who work in SVR [a successor to the KGB], Kremlin and ‘SVR veterans’ association Dignity and Honour.’ (headed by acting SVR colonel Velichko)”
It went on: “Above mentioned Russian intelligence officers speak more and more about necessity to use force against PG and MS, considering their ‘incessant anti-Russian activities’, as well as Berezovsky and Litvinenko.”
It said: “An agent who works with Velichko’s deputy has a local network of KGB agents at his disposal and prepares ‘final act’ (could be serious provocation or even assassination).”
Velitsjko werd ooit als KGB-spion uit Nederland gezet, was daarna persona non grata in de EU en leidt nu dus de veteranenbond. In 2004 regelde hij de bevrijding van Arjan Erkel, de medewerker van Artsen zonder Grenzen die ontvoerd was in Dagestan. Nu mag hij Nederland weer in, al weer niemand precies wat hij deed met de miljoen euro losgeld die Buitenlandse Zaken hem zo gul overhandigde.
Ik schreef een boek over de Erkel-affaire, waarin Velitsjko een grote rol speelt (‘Gijzelaar van de Kaukasus’). Veltisjko en zijn vrienden vond ik innemend, maar ook een beetje griezelig. Als bron waren ze niet altijd nuttig: vaak spraken ze orakeltaal.
Tijdens de research werd helder dat zijn veteranenbond als ‘krisja’ (dak) werkt voor tientallen bedrijven, ofwel protectiediensten verleent. En bovendien in de internationale wapenhandel zat, zeker in Oekraïne en mogelijk in de Balkan tijdens de Joegoslavische Oorlogen, toen daar een wapenembargo van kracht was. De veteranen waren op tal van manier met de Oostduitse spionnenkliek rond Poetin verbonden.
Op een bepaald moment vond ik mijn research wel diep genoeg. Toch, Velitsjko trof mij nooit als een radicale Russische patriot. Meer als een zakenman op het snijpunt van politiek, geld en informatie.