Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Onderwijs

Verborgen verschillen

De etnische factor beïnvloedt schoolprestaties, stelt hoogleraar Jaap Dronkers. De conclusie dat allochtone leerlingen het in Nederland goed doen, is niet gerechtvaardigd.

JAAP DRONKERS, hoogleraar ongelijkheid en sociale stratificatie aan het Europese Universiteits Instituut in het Italiaanse Florence was vorige week even terug in Nederland. Om afscheid te nemen van zijn collega Wim Meijnen die met emeritaat gaat. Ter gelegenheid van dat afscheid presenteerde Dronkers de bevindingen die hij gedaan heeft door zelf te gaan rekenen met de Pisa-gegevens (Programme of International Student Assesment) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). Het Pisa-onderzoek is een driejaarlijks onderzoek naar de prestaties van vijftienjarige leerlingen in de geïndustrialiseerde landen. Dronkers: ``Die gegevens kan je tegenwoordig gewoon downloaden van de site van de Oeso. Het kwantitatieve onderwijsonderzoek krijgt door de ontwikkelingen op computergebied steeds meer mogelijkheden. Dit soort grote vergelijkende onderzoeken waren een paar jaar geleden nog niet mogelijk.''

Dronkers is bekend van de Trouw-onderzoeken naar de schoolprestaties aan het eind van de vorige eeuw en onderzoek naar prestaties van autochtone achterstandsleerlingen. Dronkers: ``Sinds mijn medewerking aan de Trouw-onderzoeken heb ik geen opdracht meer gehad van het ministerie van Onderwijs. Maar nu ik in Italië zit, ben ik als wetenschapper geheel onafhankelijk en doe ik hetgeen ik belangrijk vind.''

In zijn onderzoek naar de schoolprestaties van de migrantenleerlingen in de Oeso-landen doet Dronkers iets dat nog niet eerder is gedaan: hij neemt de etnische factor oftewel het land van herkomst in zijn onderzoek op. En wat blijkt: naast de sociaal economische achtergrond en het bezoeken van een zwarte school blijkt toch ook de etnische factor van negatieve invloed op de schoolprestaties van migrantenleerlingen. Leerlingen uit Oost-Azië bijvoorbeeld doen het beter dan leerlingen uit Noord-Afrika en Zuid-Amerika, zelfs als Dronkers corrigeert voor economische achtergrond en schooltype.

stap verder

Dronkers' conclusies over de invloed van sociaal economische achtergrond en het effect van een zwarte school zijn volgens de hoogleraar niet opzienbarend. ``Die conclusies komen al sinds de jaren zestig uit internationaal onderzoek voortdurend naar voren'', zegt hij. ``De stap die ik vervolgens heb gedaan naar land van herkomst is een stap verder. Het is een stap die de Oeso niet maakt omdat die politiek gevoelig ligt maar die ze wel heel interessant vinden.''

Waarom het land van herkomst invloed heeft op de schoolprestaties wil Dronkers in een volgend project uitzoeken. ``Het kan liggen aan het integratiebeleid van het ontvangende land maar ook bijvoorbeeld aan de religieuze achtergrond van de migranten. De verklaring voor deze factor heb ik dus nog niet en daar waag ik me ook niet aan want ik wil niet de Buikhuisen van de onderwijssociologie worden.'' De hoogleraar Wouter Buikhuisen wilde eind jaren zeventig onderzoek doen naar de biologische kenmerken van misdaad, maar werd verketterd.

Opvallend aan de cijfers van Dronkers is dat Nederland niet in zijn onderzoek is meegenomen. Net zomin als Frankrijk. Dronkers: ``De Pisa-organisatie liet de meewerkende lidstaten vrij in haar vraagstelling naar het land van herkomst. In Nederland is bij leerlingen van niet-Nederlandse afkomst alleen gevraagd of ze afkomstig zijn van binnen of buiten Europa. Dus wordt een leerling met ouders uit de Verenigde Staten op een hoop gegooid met een leerling met ouders uit Marokko of Oost-Azië. Tussen deze twee groepen ligt een groot verschil in achtergrond. Op basis van deze gegevens concludeerde onderwijsminister Van der Hoeven echter dat de allochtone leerlingen in Nederland het goed doen in vergelijking met de andere Oeso-landen en dat is mijn inziens onterecht. Uit studies van de Engelse onderzoeker Marks (in het tijdschrift Ethnic and Racial Studies) en Duitse onderzoekster Sylke Schnepfs naar de Pisa2000-gegevens komt juist naar voren dat leerlingen van migrantenafkomst in Nederland een grotere achterstand hebben in vergelijking met de autochtone leerlingen dan vergelijkbare leerlingen in de andere Oeso-landen. Daarnaast heeft Nederland een van de meest gesegregeerde onderwijssystemen onder andere door het voorsorteren naar onderwijstype op 13-jarige leeftijd naar vmbo, havo en vwo. Maar ook door de vrije schoolkeuze die maakt dat scholen onderling steeds meer verschillen in economische achtergrond en etnische samenstelling. Overigens is dat niets nieuws: vroeger hadden we klompenscholen voor de armen.''

Volgens Dronkers ligt de verklaring voor het feit dat Nederland niet explicieter naar afkomst heeft gevraagd in Pisa2000 besloten. Nederland werd uitgesloten vanwege een te hoge non-respons van scholen, met name van vmbo's. Om een tweede debacle te voorkomen heeft het Cito, het instituut dat in opdracht van het Ministerie van Onderwijs het Pisa-onderzoek deed, de vraag bij Pisa2003 algemeen gesteld. Scholen en leerlingen raken namelijk geïrriteerd van vragen naar etnische afkomst.

Volgens het ministerie zal bevragen op etnische achtergrond ook in Pisa2006 niet gebeuren, omdat de Pisa-steekproef slechts 4000 leerlingen bedraagt en dat aantal is volgens het ministerie te klein om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de afzonderlijk etnische groepen.

Dronkers noemt dit argument `onzin'. ``De meeste andere landen doen dezelfde steekproef in een even grote groep leerlingen.''

Frankrijk vraagt in zijn onderzoek alleen naar afkomst van buiten of binnen het eigen land. ``Het is in Frankrijk zelfs bij wet verboden om naar etnische afkomst te vragen'', zegt Dronkers, cynisch: ``Frankrijk heeft net zo min als Nederland een probleem met migrantenjongeren zoals we de laatste tijd hebben kunnen zien. Dan hoef je daar ook niet naar te vragen.''

Volgens Dronkers valt de algemene conclusie die hij trekt in zijn onderzoek ook voor Nederland te trekken: naast economische achtergrond en het bezoek van een zwarte school kan ook de etnische achtergrond de onderwijsprestaties van migrantenleerlingen negatief beïnvloeden. ``Ik zie geen enkele reden waarom Nederland niet dezelfde uitkomst zou hebben als vergelijkbare landen als België, Duitsland of Denemarken.''

etnische factor

De Onderwijsinspectie zegt het beeld dat Dronkers schetst te herkennen. Volgens een woordvoeder kan de Inspectie echter niets zeggen over de etnische factor omdat in de gegevens van de Onderwijsinspectie alleen het opleidingsniveau van de ouders en eventuele afkomst uit het buitenland bekend zijn. Daarbij wordt niet het land van herkomst genoteerd.

Volgens een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs is in Nederland ook de economische achtergrond en de etnische factor van belang bij schoolprestaties maar is het zeer de vraag of schoolsegregatie ook negatieve invloed heeft. Wel erkent het ministerie dat Nederland een van de meest gesegregeerde onderwijssystemen in de wereld heeft: al vroeg wordt er voorgesorteerd naar schooltypes als vmbo, havo en vwo. ``Veel landen hebben een zogenaamde comprehensive school: leerlingen van alle niveaus zitten langer bij elkaar.'' Maar, aldus het ministerie van Onderwijs, de leerlingen van buitenlandse afkomst in Nederland doen het ondanks het gesegregeerde schoolsysteem toch ook goed in andere internationale vergelijkingen zoals Pirlss (Progress in International Reading Literacy Study) en Timms (Trends in International Mathematical and Science Study).

Vanaf volgend jaar gaat Dronkers leiding geven aan een groep van tien post-doc-onderzoekers: ``De Oeso heeft een aankondiging van dit onderzoek op haar website gezet en ze zullen de uitkomsten ook publiceren. Er zit nog een schat aan gegevens in de Pisa-data. Zoals bijvoorbeeld de samenhang tussen de resultaten van de leerlingen en de hoogte van de lerarensalarissen.''

Volgens Dronkers hebben vergelijkingen zoals hij heeft gemaakt een groot belang. ``We willen als Europese Unie toch de verschillen en overeenkomsten weten van de landen. Die gegevens hebben we nodig. We hebben toch een probleem met migratie? Laten we dan ook goede gegevens leveren en man en paard noemen.''

www.pisa.oecd.org

Dronkers, J. en M. Levels: `Migranten en school segregatie in hoogontwikkelde landen.' in Onderwijs en ongelijkheid: grenzen aan de maakbaarheid, onder redactie van S. Karsten en P. Sleegers. Antwerpen/Apeldoorn: Garant 2005

Foto Freddy Rikken