De jonge, zelfbewuste, goed opgeleide werknemer regelt in dit ik-tijdperk zijn eigen zaakjes wel. Hij is daarom geen lid meer van de vakbond. Dat de regering doorjengelt over loonmatiging in combinatie met ontslagversoepeling maakt de rol van de vakbonden alleen maar noodzakelijker.
Immers, de zwakkeren worden daar de dupe van. Een zekere mate van bestaanszekerheid hoort bij een beschaafde samenleving.
Het regeringsbeleid laat zijn oren hangen naar oudere, niet innovatieve werkgevers, die niet kunnen concurreren op de wereldmarkt.
Deze krijgen een verkapte loonsubsidie. In ruil daarvoor moeten zij zorgdragen voor het levensonderhoud van moeilijk mobiele, laag opgeleide werknemers.
Om een en ander in goede banen te leiden, hebben de vakbonden een grote rol te spelen.
Het is dus de combinatie van een achterlijk regeringsbeleid, slechte scholing en conservatief ondernemerschap die een ogenschijnlijk anachronisme als de vakbond noodzakelijk doet blijven.