Zwigtman maakte bijna drie jaar geleden naam met Wolfsroedel, een eveneens ambitieus boek dat zeer lovend werd besproken. `Het vuistdikke Wolfsroedel is zo veelzijdig en veelomvattend, dat het mij altijd zal bijblijven', schreef Judith Eiselin in deze krant (Boeken, 21.06.02). Het boek maakte een discussie los over de vraag of het niet te gewelddadig was voor kinderen. Nee, antwoordde Zwigtman toen in een interview: ,,Een schrijver heeft het recht alles aan te kaarten.'' En in Schijnbewegingen doet Zwigtman dat dan ook, van de veelal opwindende en expliciet beschreven homoseks tot de naargeestige afpersingspraktijken van jonge hoerenjongens.
Schijnbewegingen – het eerste deel van wat een tweeluik moet worden – speelt in 1894 in Londen, met name in Soho, een wijk van kunstenaars en prostituees. Het gebeurt niet vaak dat Nederlandse schrijvers een historische roman volledig in het buitenland situeren. Schijnbewegingen past beter in de golf van neo-victoriaanse romans uit Engeland, zoals die van Sarah Waters (van de `lesbische schelmenroman' Tipping the Velvet) en van Michel Faber (The Crimson Petal and the White). Zwigtman benut het genre voor een jeugdverhaal over het hervinden van zelfrespect en integriteit in een verrotte wereld.
De zestienjarige Adrian Mayfield koestert het verlangen `naar de sterren te reiken'. Maar het grote geld is voor volksjongens als hij niet weggelegd en zijn liefde voor andere jongens is verboden. Na een ontmoeting met Auguste Trops, een excentrieke Vlaamse schilder, begint Adrian aan een lange zoektocht, die leidt tot aanvaarding van zijn homoseksualiteit (de titel Schijnbewegingen slaat op de aanvankelijke zelfverloochening) en die van geilheid via verliefdheid naar echte liefde voert. Een tocht die hem doet belanden op de literaire olympus van Oscar Wilde, en waarbij hij verstrikt raakt in het schandaal dat Wilde uiteindelijk te gronde richt.
Zwarte romantiek
De verhaallijnen komen bij elkaar in de beschrijving van de fictieve familie Farley. Adrian poseert voor Vincent Farley, een kunstschilder die behoort tot de hofhouding van Wilde. Hij helpt Imogen Farley met het schrijven van een driestuiverroman en ontdekt daarbij zijn eigen literaire talent. En af en toe luistert hij gesprekken af van pater familias Stuart Farley – een rijke verzekeraar – zodat hij een glimp opvangt van de machinaties in de elite rond Wilde.
Oscar Wilde en zijn geliefde `Bosie' – bijnaam van Lord Alfred Douglas – zijn de spil van Schijnbewegingen, ook al zijn ze maar af en toe zichtbaar. Adrian mag soms aanschuiven bij het gezelschap rond het tweetal en die bijeenkomsten horen tot de hoogtepunten van de roman. De vermaarde welsprekendheid van Wilde is fenomenaal, net als de schoonheid van de grillige Bosie. En de anderen hebben zich maar te voegen, merkt Adrian: `Blijkbaar ging het in de dure restaurants van Londen net zo als op het schoolplein, zij het met meer elegantie. En meer onderhuids venijn.'
De liefde voor Bosie deed Wilde ten slotte in de gevangenis belanden, mede doordat Bosie voortdurend zijn vader Lord Queensberry tartte. Het voorspel van die feiten ontrolt zich in Schijnbewegingen, waarin Lord Queensberry achter de schermen zint op Wilde's ondergang. Ook Adrian is een rol toebedacht, maar de geldwolf van voorheen weigert: `Geld was nooit zomaar geld. Het was zwijggeld, omkoopgeld, smeergeld, beloning voor verrichte diensten.' Adrian kiest voor integriteit, voor liefde, misschien ook voor zijn ondergang.
Met verve schildert Zwigtman het negentiende-eeuwse kunstenaarsmilieu van Londen, met zijn voorliefde voor zwarte romantiek, decadentie en l'art pour l'art. `Schoonheid die verlangt naar de vernietiging', vat Trops het samen voor Adrian. In Schijnbewegingen wordt gedweept met romantisch-decadente literatuur: uiteraard The Picture of Dorian Gray van Wilde, À Rebours van Huysmans (abusievelijk gespeld als Au Rebours), en Les fleurs du mal van Baudelaire – en dat zijn maar een paar van de genoemde titels.
Die literaire verwijzingen zijn soms niet meer dan een knipoog. Adrian noemt zijn vriend Trops in gedachten `Humpty Dumpty', naar het personage uit Through the Looking Glass. Het slaat op hun eerste ontmoeting in een herenmodezaak, toen Adrian via een spiegel door Trops werd bekeken en al gauw in een andere wereld belandde. Het gedicht De Lady van Shalott is weer een echt motief: als kleine volksjongen heeft Adrian een plaatje van de dame in de toren, bij de Farley's leert hij het gedicht uit zijn hoofd, en uiteindelijk doet de geremde en wereldschuwe Vincent Farley hem denken aan de eenzame dame.
Compositorisch staat de roman als een huis. Zwigtman heeft de vele motieven en verhaallijnen overtuigend met elkaar weten te verweven. Schijnbewegingen is daarmee een `Grote Nederlandse Jeugdroman' voor nog-niet-volwassenen, die ook oudere lezers vermaakt met inkijkjes in de wereld rond Wilde.
Maar tegelijkertijd is het boek wijdlopig en zijn de personages soms vlak. Wijdlopig onder andere door de vele literaire en filosofische toespelingen. Plato's uitspraak `De ziel is te vergelijken met een samenvoeging van een gevleugeld stel paarden en zijn menner' is al een vrij gezocht motto voor deel waarin Vincent Farley tobt met zijn mannenliefde. Hinderlijker is het, als het gezelschap er aan tafel ook nog eens een college over geeft, dat na de maaltijd wordt voorgezet.
Vlak is bijvoorbeeld de volksheid van Adrian, die Zwigtman sterk benadrukt. Adrian blikt op zijn verleden terug in een monologue interieur, die zijn volkse afkomst helaas niet echt tot leven wekt. Zoals zijn opmerking over Stuart Farley: `Hij leek me het soort man dat de dag met dertig ferme kniebuigingen begint en een blinde, kreupele bedelaar zou adviseren [...] eens een fatsoenlijk vak te leren.' Niet echt een tekst van een nauwelijks geletterde volksjongen.
Aardbeien
Dergelijke bezwaren vallen op door de taal. Een roman overtuigt uiteindelijk door de stijl, die de lezer verleidt, ontroert, laat lachen, manipuleert, meesleept en de tekortkomingen doet vergeten. Zwigtmans formuleringen zijn echter zelden briljant of sprankelend, ze schrijft vooral vlot. Iemand `duikt onder de dekens', toont een `blotetandengrijns' of laat een kamer zien met de aanchronistische Postbus 51-tekst: `Isolatie, m'neer, isolatie!'
Ook de wijk Soho, die alomtegenwoordig is in de roman, blijft vooral een decor: `Verder bestond de bewonerspopulatie van de bovenverdieping uit een doorsnee van de kleurrijke bevolking van Soho: twee Oostenrijke obers, een Poolse variétéartiest, een Russische naaister met haar familie...' Een enkele keer komt de wijk wel tot leven, zoals een keer vroeg in de ochtend: `In de ene straat staat een jamfabriek en walmt de weeïg zoete geur van ingekookte aardbeien in warme vlagen om je heen...'
Door de stilistische magerheid van de roman – én door het knappe monteren van de scènes – lezen de ruim vijfhonderd pagina's vaak meer als filmscenario dan als een roman. Het boek is zelden echt grappig – eigenlijk alleen wanneer Auguste Trops, het meest geslaagde personage, een droogkomische opmerking maakt. Hoewel de emoties geregeld overkoken, ontroert de roman nergens. Adrian Mayfield blijft, met al zijn avonturen en emoties, een onaandoenlijke hoofdpersoon. Schijnbewegingen lezen is daardoor een fascinerende, maar ook erg lange reis.
Floortje Zwigtman: Schijnbewegingen. Fontein, 509 blz. €19,95