`Indië' kwam onder Japans militair bestuur, met commandanten in Medan, Batavia – dat Jakarta ging heten – en Makassar. Nederlandse en andere Europese militairen werden krijgsgevangen gemaakt. Zij en tal van mannelijke Europese burgers werden in strijd met de Conventie van Genève tewerkgesteld als arbeidsslaven op Sumatra en bij de aanleg van de beruchte Birma-spoorweg.
De Europese (overwegend Nederlandse) burgerbevolking werd geïnterneerd in geïmproviseerde kampen: afgegrendelde woonwijken, opleidingscentra, kazernes en sanatoria. Over het algemeen waren de ruimten en voorzieningen ontoereikend voor de grote aantallen geïnterneerden. Er waren afzonderlijke kampen voor mannen en voor vrouwen en kinderen. Op den duur werden jongens boven de 15 jaar ondergebracht in mannenkampen. Van de ongeveer 140.000 Nederlandse burgers die zijn geïnterneerd in deze zogenoemde Jappenkampen hebben 120.000 het overleefd. Het sterftecijfer van 14 procent is te wijten aan ondervoeding, slechte hygiënische omstandigheden en slaag door Japanse militaire kampbewaarders. De Japanners waren er op uit de Europeanen in hun Groot-Aziatische Cultuursfeer te vernederen, niet om hen uit te roeien, zoals de Duitse nazi's deden met Europese joden. Onderdeel van die vernedering was de gedwongen rekrutering in vrouwenkampen van zogenoemde `troostmeisjes' voor Japanse bars en bordelen.