Wat ze nalaat zijn zo'n dertig jeugdromans, vaak dikke pillen. Het zijn spannende verhalen die ondanks hun wijdlopigheid en clichématige taalgebruik de lezer kunnen meesleuren en onderdompelen in fantastische reizen door tijd en ruimte zoals haar populairste en met een Gouden Griffel bekroonde werk Kruistocht in spijkerbroek. Het boek dat sinds 1973 zeventig keer is herdrukt en nu wordt verfilmd, vertelt hoe een moderne jongen met een tijdmachine naar 1212 reist en daar een kinderkruistocht gaat leiden. De berg informatie over de Middeleeuwen die Beckman over de lezer uitstort lijkt weinig aantrekkelijk, maar de brug van heden naar verleden is een meesterlijke zet en de auteur toont zich in haar uitvoerige sfeer-, landschaps- en karakterbeschrijvingen een rasverteller met grote overtuigingskracht.
Al jong wist Thea Beckman (Rotterdam 1923) dat ze schrijfster wilde worden, of ontdekkingsreizigster. Studeren was ook een wens. Haar ouders vonden dat onzin en stuurden haar naar de naaischool. In de jaren zeventig zette Beckman alsnog haar zin door en deed een studie sociale psychologie. Veel eerder, in 1947, was ze begonnen met journalistiek werk. Tien jaar later publiceerde ze haar eerste jeugdboek De ongelooflijke avonturen van Tim en Holderdebolder, dat ze later bestempelde als een jeugdzonde.
Het succes bleef uit tot in 1970 het grappige verhaal Met Korilu de griemel rond verscheen. Sindsdien kwamen er bijna ieder jaar nieuwe publicaties uit: geëngageerde hedendaagse verhalen (Mijn vader woont in Brazilië, 1974), utopieën over de toekomst (de Thule-trilogie, 1985-1989) en vooral veel historische jeugdromans (Hasse Simonsdochter, 1983; het kinderboekenweekgeschenk Het wonder van Frieswijck, 1991) waarvoor ze altijd grondig onderzoek deed op locatie, want, zoals ze in 2001 in een interview in deze krant zei: ,,Alles moet kloppen, geografisch, klimatologisch, historisch gezien. Maar hoe die mensen dachten, daar kunnen wij alleen naar gissen.'' De rol van vrouwen in de geschiedenis bezag ze met een enigszins feministische blik. Zo koos ze in haar historische werk graag voor eigengereide meisjes die er wel komen; ,,Over kreukelkindertjes wordt al genoeg geschreven.''
Thea Beckman, wier boeken in veertien talen zijn vertaald, won ondanks de kritiek op haar stilistische kwaliteiten vele prijzen, waaronder verschillende Griffels en vorig jaar de eerste Bontekoe-prijs voor het beste historische jeugdboek. Een paar jaar geleden werd ze voor haar hele oeuvre geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Toch was de waardering van haar doelgroep haar het liefst. Kinderen die haar schreven konden, zoals ik heb ondervonden, rekenen op een hartelijke reactie en iets mooiers dan een bekroning door de Nederlandse Kinderjury kon ze zich niet wensen.